Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juni 2025


Zijn vader beweerde, dat er een flinke smid van hem zou groeien. Jan Vos kwam in de leer bij Langerijs, den metselaar. Zijn voornaamste werk bestond gedurende het eerste jaar in steenen aandragen en kalk maken. Deze bezigheid werd de oorzaak, dat hij altoos net zoo wit zag, als Piet van Dril zwart, 't Was dan ook een mal gezicht, als die twee soms samen over den weg liepen.

Het duurde lang, eer hij daar iets op gevonden had, en toen hij wist, hoe het worden moest, kon hij het onmogelijk zonder hulp van een smid uitvoeren. Hij ging daarom met zijn wagen naar Piet van Dril, den smid, en legde hem uit, wat er gedaan moest worden. "Kijk, Van Dril," zei hij, "zooals het nu is, is het niet goed. De as van mijn wagen deugt er niet voor.

Piet van Dril keek hem een poosje peinzend aan, en krabde zich in gedachten achter het oor. Eindelijk gaf hij Jan een geduchten klap op diens smalle schoudertje, zoodat de beentjes ervan haast kraakten, en zeide: "Dat heb je al wonder knap bedacht, Jan. Wonder knap, zeg ik! Je kon wel ingenieur of zoo iets worden. Maar hoe moet je aan zoo'n wiel met een handvat komen? Ik heb er geen."

Piet van Dril was de eerste, die zijn vlag uit het zolderraam stak, en toen volgde Jan Vos, en daarna Van Dijk, de molenaar, en Vrouw van Aken, en Teun de visscher, en de meester, en de ontvanger, en de burgemeester.

"Nu, die rijke boer had ook licht een paar eieren kunnen geven," zei Piet van Dril, "maar hij is zoo gierig als wat. En dan nog wel voor een ziek mensch!" "Denk je dan waarlijk, dat haar man ziek was? Dat was maar een praatje van die leelijke heks, om in huis te kunnen komen, en als je haar eenmaal binnenlaat, betoovert ze je, zonder dat je het zelf weet, maar later merk je het wel.

"Hoe kwam hij er ook toe, den pottenscihpper van den diefstal te verdenken? Die man komt zelden of nooit zijne schuit uit." "Dat is wel mogelijk," zei Jan Vos, "maar vroeger moet hij een echte deugniet geweest zijn, heb ik wel eens gehoord." "O, vroeger!" meende Piet van Dril, "vroeger, dat is niet. Een mensch kan zich beteren." "Dat is waar," zei Dik.

"Wel, dan moesten we er, dunkt me, ook eens van proeven. Het zou toch al wonder toevallig zijn, als we daar weer gesnapt werden." "Mij goed," zei Jan Vos, "ik durf wel." "Ik weet het niet; 't lijkt wel, of de schrik er bij mij een beetje in zit," sprak Piet van Dril. "Den moed niet zoo gauw opgeven, Piet," zei Dik. "Willen we het doen?" "Nu, vooruit dan maar weer!"

"'t Is een wagen vol ijsberen. Kijk, daar houdt hij stil voor de herberg van De Vries. Gaan jullie mee kijken?" De jongens liepen, wat zij loopen konden, om bij het vreemde voertuig te komen. "'t Is eene automobiel!" zei Karel van Dril. "'k Weet zeker, dat het eene automobiel is!" "Gaat die door stoom?" vroeg Jan. "Neen, ze stoken er benzine in, zei Vader.

Van Dril pruttelde tegen zijn knechts, als er weer 't een of ander spoorloos verdwenen was, maar dezen verklaarden, dat zij het vermiste voorwerp niet hadden laten slingeren. 't Was op geheimzinnige wijze verdwenen. Eindelijk kwam een en ander den burgemeester ter oore, en hij liet Flipsen bij zich komen. "Zeg Flipsen, heb je ook gehoord, dat er den laatsten tijd op 't dorp gestolen wordt?

Voor het huis van Anneke wachtte hem eene verrassing, want daar was een mooie, groote eerepoort opgericht met sparregroen en papieren bloemen. Bovenin prijkte een schild met de namen van de bruid en den bruidegom, en er hingen lampions met kaarsen, die 's avonds een schitterend licht zouden geven. Dat hadden zijn vrienden en kennissen gedaan onder leiding van Piet van Dril, zijn boezemvriend.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek