Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 juli 2025


Opgewekt hunne bewondering over Noorwegens natuur elkaar mededeelend, gingen zij naast elkander voort: de oude heer kras meêstijgend, het jonge meisje zeer recht, met haar fier figuurtje, dat zich modelleerde in haar eenvoudig, glad, blauw lakensch toilet, waaraan de pelerine, met verschillende neêrslagen, eene pittigheid van sport gaf: iets van een jolig koetsiertje; terwijl het blauw jockeypetje jongensachtig luchtig stond op heur dik opgewrongen, rossig gouden haar.

Een kikkertje spant hij er voor, dat is het paard, zegt hij. Bobbie en ik vinden uit rijden gaan prettig, maar niet als we kikkers waren. En dan met zoon kikkerpaard, dan zouden we zeker zeeziek worden. Want dat doosje wipt zóó, hup, hup, net als de kikker. Bobbie en ik hebben eens het doosje opengemaakt, toen Jaap in 't gras een koetsiertje zocht." "En was Jaap ook boos, toen hij het zag?"

"Voort, die Turken!" riep het koetsiertje, als de dieren, in gepeins verzonken, vergaten hunne pooten te verzetten, en om hen wat te vervrolijken, zong hij hun eenige zijner liedjes voor, waarin hij onuitputtelijk scheen. "Nicht zu reich und nicht zu arm, Nicht zu kalt und nicht zu warm, Nicht zu gross und nicht zu klein Kein's von diesen möcht' ich seyn."

Gedurende de reis moesten we vijf keer van paarden en koetsier verwisselen. Meestal kregen we vader en zoon mee, en nu was het opmerkelijk dat de weg en de wagens hoe langer hoe slechter werden en de zoons hoe langer hoe jonger. Het laatste koetsiertje was zeker niet ouder dan acht jaar. Hij was een alleraardigst ventje, dat altijd door wilde praten en erg verbaasd was, dat we hem niet verstonden.

Toen wij opgeladen waren, vleide 't koetsiertje zich aan onze voeten neder en daarna klommen twee palfreniers achter ons op het wagentje, die zich aan de ijzeren stangen onzer zitgelegenheid staande hielden en toen zetten onze halfdoode paardjes het op een loopen. Bang waren wij niet, maar wij moesten ons toch eerst een beetje oefenen om ons op onze hooge zitplaatsen te handhaven.

En zijn vader, de smid Piet van Dril, kwam ook naar buiten, om het mooie span te bewonderen. "Dat is een prachtig stelletje, Jan!" zei hij, nadat hij Jantje gefeliciteerd had. "De bok is mooi, de wagen is mooi, het tuig is mooi, en het koetsiertje is ook mooi." "Alleen een beetje mager," zei Jan Vos, de metselaar, die juist voorbij liep. "Mag ik met je meerijden?" vroeg Karel.

Trouw en onwrikbaar elken dag bleef hij, als vroeger, met zijn paard en karretje uitrijden, maar 't was niet meer het Plus-Que-Parfait-spannetje der schoone jaren. Het paard werd oud, het karretje was niet meer zoo smetteloos-blinkend onderhouden, 't koetsiertje en Plus-Que-Parfait zelf zagen er zoo onberispelijk-correct ais vroeger niet meer uit.

Gedurende de reis moesten we vijf keer van paarden en koetsier verwisselen. Meestal kregen we vader en zoon mee, en nu was het opmerkelijk dat de weg en de wagens hoe langer hoe slechter werden en de zoons hoe langer hoe jonger. Het laatste koetsiertje was zeker niet ouder dan acht jaar. Hij was een alleraardigst ventje, dat altijd door wilde praten en erg verbaasd was, dat we hem niet verstonden.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek