Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 oktober 2025
Hij blikte zijwaarts naar pastoor Doening, die onbeweeglijk over zijn gebedenboek gebogen zat. Hij moest tegenover pastoor Doening eene passende houding aannemen en het walgde hem. Eens had hij ook zoo, in aanwezigheid van pastoor Doening, dezelfde folterende zorgen gehad een uchtend, in de donkere receptiezaal, bij de praalkoets van zijne doode moeder.
Ze doolde aldus langs het zwijgende huis, dag aan dag, opvretend haar heimelijke lastigheid. Ze kon op een ende niets meer verdragen, niets van wat hier de dagelijksche doening was en de spokige eendelijkheid van al deze sprakelooze gezichten.
Mijnheer du Bessy zat alleen aan een kant van de groot-vierkante tafel. Vere zat naast Peter, rechts, en links zat Ernest met Francine. Een kant bleef ledig. Een stoel stond er en een bord. 't Was, juist rechtover mijnheer du Bessy, de open plaats van pastoor Doening. Oomken sprak niet, at met moeite een zierken.
Dat is erger, zei pastoor Doening dubbend, terwijl zijne vingeren over de satijnen knoopjes van zijn kleed kriebelden en hij stille schartte, met zijn linkerhand, over zijne kin. Het spel stond ineens slecht voor hem. Hij begon heel nauwkeurig over het spel na te denken. De oude Doka slofte een oogenblik in de veranda. De zon lag er roerloos.
Zij roept dat er geen God is en dat de mensch op eigen krachten en naar eigen inzicht moet handelen. Al wat Doening doet en zegt, het blijft aan de oppervlakte, het is een oogenblikkelijke troost, die door het volgend oogenblik vernield wordt. Zij wil niet naar huis keeren en, in haar hart, wekt zij het plan om zich op Milly te wreken.
Neen, hernam hij luider, toen hij zag dat Doening hem wilde in de rede vallen, tracht niet langer mijne belangstelling te wekken voor de levenlooze afgronden, die ik voel langs beide kanten van mijn weg.
Pastoor Doening dacht: "Hij heeft mijn brief te laat ontvangen;" maar mijnheer du Bessy, die nu geheel vergeten had dat, zonder de gelukkige verwittiging van een kiesch morgenbiljet, hij evenmin als Ernest aanwezig ware geweest, liet in een verstaanbaar geknor zijn misnoegen kennen. Het maal liep goed van stapel.
Ik heb niet gelogen. Ik was zwak, ik heb toegelaten dat gij allemaal uw eigen bedroogt. Dat is mijn valschheid .... Druk mij dicht tegen u aan, verlaat mij nu niet, want ik heb u niets verborgen, niets, dat niet .... dat niet ook voor mij verborgen was. Pastoor Doening en Vere zaten verslagen.
En met Ida kwam heel den geleidelijken sleep van hunne lange kennis en verkeer en hij dacht aan dat meisje dat eens moest komen zijne vrouw te worden op 't hof, maar dat was 't einde, dat stond verre nog, heel ver en onvast, uitgesteld als een lastig, moeilijk ding waar hij nog niet durfde mede bezig zijn omdat het heel den gemakkelijken sleur van gewoon boerenleven en boerenrust, die nu zoo vast stond in den harden winter, moest komen storen en veranderen: een vreemde vrouw in dat innig, omsloten huis die er al het ongewone van de nieuwe doening zou moeten aanleeren.
Waarlijk, Simon, zei pastoor Doening, ge ziet er ouder uit dan ik, en ik heb u geroepen om u dat eens duchtig te zeggen. Wat is 't, dat ge neemt: sherry? thee?.... Of wil ik u een lekkere cocktail laten bereiden?.... Ge hebt toch gesoepeerd?.... Dan een cocktail.... Doka!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek