United States or Norfolk Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ge moogt niet spreken, en ge moet het verleden voorloopig met ruste laten. Eer de week om is, zijt ge te been, maar ge moogt me niet dwarsboomen. Ik zal ook aan Doening zeggen dat hij met u niet spreken mag. Hij mag hier dan zitten en waken. Ge zult, dunkt me, geruster zijn. Ze prevelde, dankbaar: O ja, ik zal geruster zijn.... geruster zijn... De dokter vertrok.

Laat ons bidden, sprak Pastoor Doening. Vere! fluisterde Ernest. Maar Simon had hem omarmd en dreef hem achterwaarts. Toen schreeuwde hij: Vere! Vere! Vere! De dokter neigde over het bed, bleef daar een poos, wendde zich om. Hij knikte: Ja. Lieven Lazare barstte uit in luide snikken en du Bessy jammerde aldoor: Ernest, jongen! .... Ernest, mijn goede jongen! .... Toe! .... Toe! .... Ernest! ....

Andere riepen hem het hobbelige voorhoofd van Gezelle vóor den geest, in de dagen van passie en verslagenheid. Hij dacht er dikwijls aan en hij was bang dat, al indringende langs dien sentimenteelen weg, hij eens de klare waarheid zou raken, die een ontgoocheling moest zijn. Op een schoonen Junidag kwam mijnheer du Bessy bezoek brengen aan pastoor Doening.

Haar hoofd werd zwaar en een zwarte wemeling van zwemmende vormen verduisterde haar blik. Nog schreeuwde ze, in volle wanhoop de uiterste kracht hervindend: Doening! Doening!.... Help mij! Help mij! Ik wil leven, hoort ge? Ze viel achterover en spartelde in de dekens. Heel flauw herhaalde ze: Ik wil leven, ik wil.... o nu wil ik!

's Avonds, toen pastoor Doening naar zijne gewoonte zich bij Vere onder het hooge schouwkleed had neergezet en Ernest met Oomken de eetzaal verlieten, liep Francine naar Vere toe, knielde vóor haar en begon in haren schoot te weenen.

Pastoor Doening zei nog: Mevrouw, ge moogt blijde zijn! Roerloos lag Vere. Op hare hand beefde de hand van Lieven. De groote hand van Lieven drukte er eene innige liefde, die hare omzichtige schuchterheid overwon. Ach, Vere! .... Laag en gloeiend gonsde de ontstelde stem. Vere glimlachte, en een langzaam leven hief hare blauwe wimpers op. Het was of ze knikte. Hare lippen roerden even.

Mevrouw Sörge maakte, in haar nieuw en onherkenbaar voorkomen, een zonderling-verwarden indruk. Pastoor Doening en mevrouw Verlat waren zeer bekommerd. Het docht hun dat Francine zich zoo ver van hen verwijderd had, dat ze haar nu nooit meer nader zouden komen.

Ze hebben Vere in slaap gedaan. Voelt ze dan nog iets? Kan ze niet opeens wakker schieten, pastoor? Pastoor Doening schudde zijn hoofd en bad. Ernest zonk ineen en zijne kin kwam drukken op zijn hemdboord. Het sneeuwt, zei mijnheer du Bessy. Hij porde het vuur aan en wierp een houtscheier in den haard.

Na den dienst in de kerk, moest hij met mijnheer du Bessy en pastoor Doening in een rijtuig stijgen, en ze reden de stad door, de voorstede en buitenwijken door, eindelijk in 't volle veld, langs den Leuvenschen steenweg, naar het kerkhof. Hij zag de gevels in zonnekladden voorbij blekkeren.

Ze werd teenemaal ongemakkelijk en, in haar boezem, schartte een onbekend gevoel. Trouwen! Het woord weergalmde in haar hersens en 't deed meteen een heele doening naderen, die sinds wanneer? och! al zoo lange verwijderd was. Als hooge schaduwen togen de vroegere beelden voorbij, en de schrikkelijke vaart van al die groote donkerten bracht een zware angst in haar hert. Wat was er nu gaande?