United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Draaid-oe dan om, dagge ma' ni' zie," zei ze gebiedend. Pallieter keerde zich om, en hij hoorde Charlot heur kousen uitdoen, heur rokken opheffen en voorzichtig in het waterken gaan. En als hij wist dat ze omtrent in 't midden was, draaide hij zich plots om, zag haar witte, dikke billen, en schoot in eenen luiden lach.

Witte gordijntjes en bloempotten vóór de kleine vensterkes, waardoor heen men hoog over de blauwe velden zag. In den hoek, onder een rond vensterken, stond het door Charlot opgemaakte beddeken, waarboven zij niet vergeten had een crucifixken met gewijde palm te hangen.

Morisseau bikt nog altijd de sneeuw; maar zijn gulden is niet toereikend meer. Aangezien de felle koude Charlot kan dooden, verlangt hij naar dooi, hoe bang hij er anders ook voor is.

"Gij goe stoem biestje," zei Pallieter haar neerzettend, "hier zie, da's veur ij...." En hij vong met de hand een van de honderd zonvliegen, die op de fijne lucht hingen te brommen, en stak ze in de schildpad haren bek. Daar luidde het noeneklokske zilver gonzend uit het begijnhoftoreken en Charlot kwam uit de keuken, roepend met blijdschap: "Hij is af!... ik zal hem is veurléze!..."

Charlot was blij, dat het gedaan was, en zei met een zucht: "Dormee is de Vaste gedaan en kome de klokke vroem." "Ge zijt er toch ni mager van geweurre!" lachte Pallieter. "'k Hem ma toch niks te verwijte," zei Charlot fier. "'k Hem mor iens per dag man gusting geëte!" "Dan waard' ook iedere kier oem te berste!" "Watte?" riep Charlot geërgerd.

Daarop Charlot terug aan de deur aan 't sakkeren tegen den sneeuwvent, want Pallieter had zich achter de regenwaterton verstoken, en Marieke was langs achter binnengeloopen. Grommend trok Charlot terug naar haar keuken.

Pallieter werd herhaalde malen koud van ontroering en de tranen lekten op zijn handen. Hij zou nu ook de wereld zien! Charlot was al lang slapen, en Marieke stond nog in den hof. De kalme Nethe weerspiegelde de sterren. Marieke leunde over de haag, en zag en luisterde den donkeren nacht in, naar waar er een vuur brandde en doedelgepijp ronkte.

En toen moest er staaltje getrokken worden tusschen meneer Pastoor, Marieke, Charel Verlinden en Charlot. Er was een ongeduldig afwachten. Iedereen stond rond Pallieter, zwijgend en zenuwachtig, en een luid gejuich brak los als de dikke boteropkooper het kleinste strooiken trok. Maar de dikke boer ging loopen. "Pak hem vast!" riep Pallieter. "Charlot, breng de teiloor!"

Hij sprong naar haar toe, nam haar op in zijn armen en kuste haar op den natten mond dat zij naar asem moest snakken. "Korentenbroed," riep Pallieter, "spikelatie en wijn! Leve den aankomeling! Roept de Pastoor, Charlot!"

"Hei!" en Pallieter rilde van ontroering en kreeg tranen in de oogen, die menschengolving daar te zien, zoo vol geloof en zielenbrand. Maar daar zag hij Charlot, die hem blij toelachte, omringd van kwezels en begijnen, en toen viel zijn ontroering lijk een leege zak; want seffens dacht hij aan de vele menschen, waarvan Charlot hem had uitgelegd, waarom zij meegingen.