United States or Republic of the Congo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als hij daar kwam, zaten er in de duisternis der kamer vier Begijnen met Marieke en Charlot, rond den brandewijnpot, waarboven een blauwe vlam wiegde, die hunne nieuwsgierige blikken blauwig verlichtte. De kamer rook naar verschgebakken wafelen.

Hij brak er bijna onder, en zij omklemde hem, met in iedere hand een kous, drukte haar hoofd tegen het zijne, en prevelde luidop eenige schietgebedekens. De schrik lag te pakken in haar oogen. "Ziedaar, geloovig vliespaleis," zei Pallieter haar neêrzettend. Charlot bleef kwaad, en sprak onder 't gaan geen half woord meer. Pallieter zag naar de schoone landen, en smoorde een groote, houten pijp.

Zij vertelden dit en dat, maar meestal hing er een goede stilte rondom hen. Charlot kwam na den afwasch er zich bijzetten, in de hoop van veel te kunnen lachen. Marieke zat met den ronkenden Tybaert op den schoot. Een smoorwolk omhulde hen, en de schemer kwam fluweelig binnen gevallen.

Heel de hof rook er naar, en nu was Pallieter al een heelen achtermiddag bezig met ze te ledigen en den honing in steinen potten te doen. Charlot hielp hem, werkte mee en droeg de potten één voor één, den koelen kelder in. Beiden lekten van het zweet en van de malsche honingspijs; ze plakten, en hadden werk om hun vingeren af te lakken.

Charlot bracht eerst nog een nieuwe vracht vruchten en Pallieters kornemuze, zijn harmonika, tabak, enz., en toen moest iedereen van het schip, want het water begon op te loopen, en Pallieter ging zich wasschen. Fransoo kwam omtrent dien tijd met een handdoekpak op den arm op den over-Nethedijk staan roepen om over te zetten, want hij ging mee met Pallieter naar Marieke.

Begijntjes kwamen luisteren, vertelden met Charlot die met hare volle waschmand strooisel pronkte, en zij wandelden over de vest ... In de verschgeschuurde keuken smaakte het avondeten en het bier om driemaal opnieuw te beginnen.

De kleine Gavroche stapte vooraan en zong luidkeels, zoodat hij een soort van trompetter voorstelde. Hij zong: Voici la lune qui paraît, Quand irons-nous dans la forêt? Demandait Charlot

Die was om duimen en vingeren van af te lakken, want er was een fellen kempischen haan in, over de tweehonderd ballekens, twee kilo mergbeenderen en een reusachtig stuk bouilli. Charlot stompte in een kuip de jonge patatten hun vel af, en Pallieter zorgde voor 't bereiden van het speenvarksken.

Thans zullen de vader en de moeder in een hoek slapen, op een stroozak, waarvan geen hond gediend zou willen zijn. Zij zitten daar beiden naar Charlot te staren, die op zijne legerstede voortwoelt. Wat heeft de jongen toch, dat hij zoo'n beweging maakt. Misschien heeft het een of andere dier hem gebeten of gaf men hem iets slechts te drinken.

In afwachting van het oogenblik, dat men weêr beginnen zal te houwen, is het toch altijd iets om niet van honger te sterven. Maar op zekeren dag, vindt de man bij zijne thuiskomst Charlot bedlegerig. De moeder weet niet wat hem scheelt.