United States or Saint Lucia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ja!" riep Pallieter, "wa' kan er beter gevonne weurre, veur ni gestoerd te weurre van ij of van Charlot en saam gerust vlam en vuur te zijn, te smilte, te vergaan in malkander! Leven e schip!"

Zij zette zich nevens hem en vertelde traag, dat ze met Charlot naar het veldkapelleken van Sint Anneken was geweest om te bidden, onderwegen had zij bij een boer, die schoone bloemen gevraagd, omdat hij, Pallieter, zoo dikwijls naar hun honingreuk verlangde. Zij zwegen. De boomen stonden stil en, van uit de donkere keuken, kwam luid rozekransgeprevel van Charlot.

Een beetje daarna kwam Charlot met een dikbuikig halve-liter kruikske en een fijn kristallen roomer. Hij rook aan de pasontkurkte kruik, deed er zijn mond van open en zijn oogen van toe, en schonk in. Een zonnepriem schoot door het glas en vergulde den blonden klaren wijn.

Zoo wist hij wat hij thans plukken en gereed maken kon om de boeren, de begijntjes en de arme menschen en iedereen te kunnen genezen. Van tijd tot tijd zag hij eens door het venster naar de maan. Om half tien deed hij het venster toe, blies de lamp uit en ging naar boven om te slapen. Charlot was op haar kamer nog half hardop gebeden aan 't zeggen.

En achterwaarts gezeten op Lucifer, de armen vol bloemen, reed Pallieter met een lachend gezicht den geurenden hof binnen. "Ha!" riep Charlot als hij haar de bloemen gaf. "Die gon ik veur ons Luverijke lotte rieke, 'k zal ze straks in foskes zette ..." In afwachting stak ze den overgrooten tuil in een koperen melkstoop, en 't was om af te schilderen.

De vader, die als wezenloos is, brengt uren achtereen aan het raam door, den ouden omslagdoek opheffende, en starende naar het wegsmelten der sneeuw, het afsijpelen van het water, dat in groote droppelen van het dak afvalt en de straat zwart maakt. Misschien doet dat Charlot wel goed. Op zekeren morgen verklaart de dokter dat hij niet wederkeeren zal. Het kind is opgegeven.

Pallieter dronk het laatste eten in de maag, en riep armenzwaaiend, terwijl Charlot met neergeslagen oogen een vaderonsken bad: "O Heer, mijn billen worden licht als strooi en omhoogwillend lijk sprinkhanen. Het is, o Heer, alsof Gij in mijn buik een orgeltje hebt geplaatst!"

"Ja, ja, dat hem 'k al honderd kiere g'hoord," zei Pallieter, "zegt da ze meê komt, ne lêegen buik en ne groeten hoenger ..." "'k Zal 't zegge," zei Charlot en ze ging weg. En Pallieter dronk het stoopke leêg. Hij wilde voortwerken maar daar werd zijn oog op zij getrokken door een vinnig licht. Hij zag op, en 't was een schip met overgroot wit zeil dat heel den hemel besloeg.

"Neeë," riep Charlot, "ik gon nog liever vroem nor huis dan hier deur te gaan!" en ze trok een gezicht, als wilde ze gaan weenen. "Ni schrieve, Charlot; kom ik zal er oe overzette!" En meteen wipte hij over de beek, nam de kwade Charlot in zijn armen en droeg haar met veel moeite door het waterken.

We gaan!" riep Pallieter tot Charlot, die nog met haren laatsten heilige uit het huis kwam geloopen. Charlot bleef getroffen staan, het scheidingsuur verraste haar, zij bezag eens heure vriendinnen de begijnen, de kwezels en menheer pastoor, en toen schoot ze in een luiden schreeuw, en de tranen liepen over haar kaken.