Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 juni 2025


Aanvangend met eene samenspraak tusschen twaalf begijnen over de liefde tot JEZUS, handelt het voorts over het Avondmaal, de vereischten voor de beschouwing, de dwalingen der ketters, de schepping der wereld, de bedorven natuur van den mensch enz. De stof moge hier rijk zijn, de samenhang der deelen laat veel te wenschen over.

Op de begijnenvest stond het boerenvolk, de oude en dikke begijnen en godshuismannekes, te gichelen en te lachen, en Charlot van uit de keukenvenster dat de tranen over haar gezicht liepen. Terwijl zij, al wandelend in den hof, den pastoor afwachtten, zette Pallieter, Charlot en Marieke onder de lommerte van den kastanjeboom een lange tafel van planken op schraagkens.

Wel een duizend menschen bijeen, die nu, na het zwijgen der muziek, dat voorop ging met kruis en priesters in koorhemd en roodgekleede misdienders, luid aan 't weesgegroeten gingen, 't Was alsof er uit den grond een doffe rommeling kwam. Al die menschen, vrouwen, mannen, boeren, begijnen en kinderen, waren grijs van 't stof, dat opwolkte vóór hunne lamme voeten.

'k gon mee!" riep Charlot, ze liet de begijnen staan, en liep zoo hard ze kon den voortrijdenden wagen achterna. Pallieter, die er nevens ging, hief er haar op, duwend tegen haar dik achterste, en toen stak ze van achter door de huif haar rooden kop en knikte de begijnen toe, die daar bijeen te roepen stonden en met hun zakneusdoeken te waaien.

In Tirlemont, in Tongeren, in Leuven vindt men begijnhoven reeds in den aanvang der 13de eeuw; Luik zag omstreeks 1240 vijftienhonderd begijnen als in eene afzonderlijke kleine stad vereenigd; Keulen telde er omstreeks het midden der 13de eeuw duizend; nog vóór het einde dier eeuw waren er ten minste zestien plaatsen in België die een begijnhof bezaten.

We gaan!" riep Pallieter tot Charlot, die nog met haren laatsten heilige uit het huis kwam geloopen. Charlot bleef getroffen staan, het scheidingsuur verraste haar, zij bezag eens heure vriendinnen de begijnen, de kwezels en menheer pastoor, en toen schoot ze in een luiden schreeuw, en de tranen liepen over haar kaken.

Die verbazing zal echter ophouden wanneer gij weet dat dit tehuis behoorde in de Engelsche Presbyteriaansche kerk, dat deze in het bedehuis der Gefaliede Begijnen gehouden werd, en dat dit later tot Academische Bibliotheek werd ingericht.

En beneden zat Pallieter met den pastoor aan de zesde flesch schuimwijn te drinken, ter eere van de drie, die hij gemaakt had. Daar stond de witgehuifde wagen vertrekkens gereed. Bijna al de begijnen, de drie blinden, veel kwezels en de pastoor stonden er te wachten om vaarwel te zeggen aan de bewoners van den "Reynaert".

Het was naast de lijdensstof en de laatste dingen vooral de bestrijding van weelde en ijdelheid, waarmee de volkspredikers zoo diep de menschen aangrepen. Het volk, zegt Monstrelet, was broeder Thomas vooral dankbaar en genegen voor het neerwerpen van praal en opschik en in het bijzonder voor den blaam, waarmee hij adel en geestelijkheid overlaadde. Hij placht, wanneer aanzienlijke dames zich met hun hooge puntige kapsels onder zijn gehoor waagden, de kleine jongens op haar aan te hitsen (met belofte van aflaat, beweert Monstrelet), met den kreet: au hennin, au hennin! zoodat de vrouwen gedurende al dien tijd geen hennins meer durfden dragen en gehuifd gingen als begijnen, "Mais

Charlot was daartusschen, ze had wel plaats noodig voor drie, en ze zag nog niet eens op naar Pallieter, Marieke en heure familie. Kleine jongens, in roode pauzen en purpele bisschoppen gekleed, volgden met staf en lanteren. Twaalf begijnen in witte lakens, droegen met veel moeite de zware zilveren relikwiekas van Sinte Begga. Zij blonk gelijk de zon en schoot stralen in de lucht.

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek