United States or Democratic Republic of the Congo ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ja," zei Pallieter, "de vasten is wer uit, en tege dat hem oeptenieft begint zien ze zoe vet as slakskes, da ze ni mier kunne." Charlot grommelde iets in haar eigen, en Pallieter ging malen naar zijn meuleke. Het stond tenden den hof op een hoog groen heuveltje, zoodat er langs alle kanten wind op botsen kwam.

Terwijl zij over 't een en 't ander spraken, wachtend naar het eten, hielden er eenigen, van ongeduldigen eetlust, hunnen lepel reeds vast, en zagen, met hun gedachten in de keuken, over de beemden en de landen, die verlaten in de zon lagen te blinken. Daar kwam Charlot met een groote soepterrien afgeloopen.

Hij was bezonder heerlijk als de zon er op stond, als de groote bladeren doorlicht werden, en de druivenbollen van haar levengevenden gulden schijn werden omhangen. De aangename koffiereuk vulde de kamer, en toen alles omtrent klaar stond, hollandsche kaas, eierkoek en appelspijs, kwam Charlot, druipend lijk een teemsch, zuchtend binnen.

"Om ter ierste on de Neet?" riep Pallieter en zoo hard ze konden, liepen ze beiden door den hof de licht-klaterende velden in. Ze waren er even rap, en Pallieter hief Marieke lijk 'n pluimken op den dijk. Ze stapten in 't schommelend schuitje, wanneer de vette stem van Charlot riep: "Mor, zijde gelle zot van in zoo'n heete gon te veere! Et liever nog wa kezze!"

Hij was nog maar eenige minuten op zijn slaapkamer als het klare begijnhofklokske door de witte landen galmde, en hij Charlot haastig van het trapken hoorde gaan. Charlot bleef op hare kamer tot zij Pallieter op de zijne hoorde, want eens had zij hem in zijn geboortekleed zien weerkomen, en was met een kres en de armen omhoog, terug naar binnen geloopen.

"Ik trijf Pallieter!" juichte Marieke. "Gij, gij?" riep bibberend Charlot, "gij, m'n petekind, me Bruur?... Gij?... Och, Jezus, Maria, Jozef!..." En ze viel Pallieter aan zijnen hals, en weende hardop van geluk. En dat kwam aan Pallieter zijn hart, en hij pinkte, beet op de tanden om de tranen binnen zijn oogen te houden, maar hij kon niet, met den besten wil van de wereld.

"Wacht toetda 't gedaan is!" en Pallieter roerde niet meer. "Dan geun 'k allien voert," zei Charlot en kwaadweg nam ze den stoop aan den arm, en scheefgebogen door 't botermelkgewicht ging ze de kronkelende wegelkes in.... De aarde draaide vóór de zon, en als er in het Westen nog wat vlammen hadden geflakkerd, hing het Oosten al vol blauwe duisternissen met één witte ster.

"Maar Marieke is ma petekind, en zij zuut, der zal gin haarken aan miskome!" "Och," zei Pallieter, halfzingend en tergend. "Als 'k getrijwt ben, hem'k gin meid nimier noedig." En toen schoot Charlot uit: "Oei, oei, 'k moet hier buite! 'k weur hier weggejaagd, ikke een wies! 'k had het gedoecht! da's veur al mijn goedheid, da's dank! en da' deur degene, die 'k als kind nog hem gedrage!

Charlot en de pastoor zouden morgen komen op het hondenkarreke. Charlot haalde Fransoo met de schuit van den anderen kant en de schilder vertelde hun dat zijn vrouw niet kon meekomen omdat er een van zijn zeven kleinen scheuten in de tandekens had. "Mor we zullen het allien oek wel gedaan krijge!" riep Fransoo. De dag hing grauw-blauw uit, de avond kwam ijl en stil en de tij liep ferm op.

Pallieter stapte hier van den bok, die met zotte sprongen door de beemden wipte, hij zocht het malschste groen en dronk zijn dorst af aan de klare slootjes. Pallieter lei zich op den dijk den zotten wellust van den Mei te bezien. Wat later ging hij madelieven en boterbloemen plukken om Charlot blij te maken.