Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 mei 2025


Toen ging hij links en toen weer rechts, en hij was naar alle gedachten in de "Meester-Morislaan". Voor een tuindeur, die aanstond, zat een klein kind met een zwart jurkjen aan, een zwart mutsje met een zwart kantjen er om op, en een zwart gezichtje voor, zich vermakende met een pompoen en verscheidene aardappelschillen. "Is dit de Meester-Morislaan, lief kind!" vroeg de heer Bruis.

"Warm weertje vandaag, meheer!" zeide Jansje, toen men een eindje voortgewandeld was, en zij meelijden begon te krijgen met het hijgen en blazen van den gezetten heer achter haar. "Ja kind, schrikkelijk, schrikkelijk!" zei Bruis; "is er niemand in den tuin?" "De familie is op den koepel," was het antwoord, "behalve juffrouw Mientje, die daar zit te lezen."

"Daar heb ik nooit van gehoord," zei de commies, "maar er zijn veel tuinen in. Hoe hiet het?" "Veldzicht." "Veldzicht," zei de commies, die verlangde van den heer Bruis af te komen, daar hij aan zijn dobber meende te merken dat hij beet kreeg; "neen, menheer; dat is mij onbekend." De heer Bruis wandelde op.

"Waar is Buiten?" vroeg hij: "is het ver? waar is het?" "In de Meester-Jorislaan," antwoordde de meid. "In de Meester-Morislaan," zei Bruis met de alleruiterste verachting. "Wat weet ik van de Meester-Morislaan?" Daar was, naar het gevoelen der meid, meer aanmatiging in de houding en den toon van den heer Bruis dan aan haar knap gezicht behoorde te beurt te vallen. Zij was dus billijk geraakt.

Hendrik Johannes Bruis; een dier bevoorrechten, wien het nooit gebeuren mag een heel oude kennis te ontmoeten, zonder dat het eerste woord tot hen is: "Wat ben je dik geworden!" terwijl een iegelijk, die in veertien dagen het geluk niet gehad heeft hun aangezicht te aanschouwen, hun verklaart dat zij "alweer dikker geworden zijn"; een dier gelukkigen, die in duizend wenken van hunne bloedverwanten, vrienden, en vooral van hunnen arts, duidelijk bemerken, dat zij onder de sterke verdenking leven van aan een beroerte te zullen sterven, en die, met dat al, door hun gestel genoopt worden al datgene te doen, te eten, en te drinken, wat volstrekt schadelijk is, dikker maakt, opstijging veroorzaakt, en het bloed op alle mogelijke wijzen aanzet; een dier gelukkigen die, zoo zij het des zomers warm hebben door zwaarlijvigheid, het winter en zomer warm hebben door drift, opvliegendheid en agitatie.

Eindelijk waren er twee deuren, daar niets op te lezen stond dan Q 4 No 33 en Q 4 No 34. Een van die beide deuren kon Veldzicht zijn! De heer Bruis, hoe driftig ook en ongeduldig, was bescheiden. Hij ging dus No 33 voorbij, om met het eerste het beste voor Veldzicht aan te zien, en klopte aan No 34.

Hij keek smachtend de straat door, of er ook nog een jongen was, die hem derwaarts brengen kon; maar niemand deed zich op. De meid verwaardigde zich intusschen de vereischte inlichting te geven, en de heer Mr. H.J. Bruis trok naar het Buiten van Dr. Deluw. Toen hij een huis of wat verder was, bemerkte hij pas, dat hij zijn jas nog over den arm en zijn valies nog in de hand droeg.

Deluw, zijn academievriend, dien hij sedert zijn huwelijk niet gezien had; want de heer Bruis woonde in een Overijselsch stadje, waar hij meester in de rechten, maar geen advocaat, echtgenoot, maar geen vader, lid van den raad en koopman was. Hij moest in Rotterdam wezen, en had een omweg gemaakt om op dezen heeten achtermiddag zijn vriend Dr. Deluw, diens vrouw, en diens kinderen te zien.

Hij scheen vrij ruim te zijn, en had nog een klein bijkamertje, met een schoorsteentje en een vuurplaat om water op te koken, een tang, en een kastje daar niets in was. Alle deze wonderen begreep Bruis reeds op een afstand. De koepel zelf ging met een trapjen op. "Dankje, meisje!" zei hij tot Jansje, toen hij op tien passen van den koepel was, en langzaam sloop hij er naar toe.

"Ik heb een dame gezien die onder een boom zat te lezen," zei de heer Bruis, die anders niet gewoon was een meisje van zestien jaar eene dame te noemen; maar hij dacht: Engelsch, Fransch en Duitsch, en altijd lezen! "Och, dat is haar lievelingsplekje," zei mevrouw Deluw; "wij zullen haar eens gaan opzoeken. Het is er koel, en wij kunnen er uitrusten."

Anderen Op Zoek