Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 mei 2025
Maar den toon van vroegere gemeenzaamheid even spoedig latende varen: "Wat mag ik u aanbieden, heer Bruis?" De uitdrukking "heer Bruis" was ongetwijfeld een middending tusschen kortweg "Bruis" als vroeger, en "mijnheer" als nooit. "Waar is me vrouw, weet u dat ook?" vroeg de dokter. "Ze is een weinig van haar streek," zei Bruis, "en daarom is ze eens in de lucht gegaan."
De heer Bruis hield niet van zulk soort van meisjes. "Hoe oud is uw dochter?" vroeg hij. "Zestien jaren," zei mevrouw Deluw, haar hoofd oprichtende met moederlijke majesteit. "Flos ipse;" prevelde de heer Bruis. "En zoo als ik zeg," ging mevrouw Deluw voort; "Engelsch, Fransch en Duitsch. Ik geloof dat ze nu weer met een Engelsch boek is uitgegaan. Heeft u haar niet gezien?"
Gelukkig waren de blinden voor de ramen aan den tuinkant dicht gelaten en was de deur niet van glas, als anders aan die kijkkasten het geval wel wezen wil. De heer Bruis kon dus zijn plan van verrassing zeer wel uitvoeren. Welk een aandoenlijk genoegen stelde hij er zich van voor! Geheel zijn hartelijk en vriendschappelijk gemoed schoot vol.
Zij liet het hoofd zeer plechtig op de borst vallen, toen de heer Bruis haar groette; maar het hondje vloog op en blafte radeloos tegen den amechtigen, die het dolgraag een slag met zijn bamboes gegeven had; dan, hij durfde niet, omdat het een juffershondje was, en hij zijn vriend juist niet verrassen wilde door met een moord te beginnen. De zeegroene koepel deed zich nu weldra op.
Het kind knikte van ja. "Waar is hier ergens Veldzicht?" Het kind zei niets. De heer Bruis werd moeilijk, niet zoo zeer op het kind, maar op de verborgenheid van Veldzicht. "Weetje 't niet?" vroeg hij, een toon of drie te hard. Het kind liet den pompoen en de aardappelschillen vallen, stond op, begon te huilen, en liep den tuin in. De heer Bruis zuchtte.
Deluws deur nog in lang niet open, en zag zich de heer Bruis genoodzaakt nogmaals aan de schel te trekken. De schel ging deugdelijk over: en gaf blijken van een zeer helklinkende specie te zijn; maar de heer Bruis merkte geen enkel geluid binnen de woning van zijn vriend, dat zijn gelui beantwoordde.
Hij zag in de eene kamer duidelijk een inktkoker met twee lange schrijfpennen op tafel staan, en in de andere een mansportret; maar noch de pendule, noch de guéridon, noch de inktkoker, noch zelfs het mansportret konden den heer Mr. Hendrik Johannes Bruis de deur ontsluiten.
De heer Bruis sloeg met zijn stok boterbloemen en kransjes van 't gras. "Mina!" riep de stem op denzelfden toon; "waarom kom je nou niet? Den ouwe is naar de stad; en Jansje zegt dat mamalief op den koepel zit met een vreemden snoes." Mamalief zag dochterlief aan.
En zij ging naar buiten; met het snikkende kind nog altijd hangende aan haar japon. De jonge heer Deluw, met de bleeke wangen en de blauwe kringen, bleef alleen met den heer Bruis, en keek hem met onbeschaamde blikken aan. "Ik zal die burenplagers wel krijgen," zei Dr.
"Het zal mijn tijd worden, mevrouw!" zei de heer Bruis, zich houdende alsof hij niets gehoord had en uit een diep gepeins ontwaakte. "Groet uw man nog wel hartelijk, maar het wordt wat laat. Dank uwe vriendelijke receptie! Je dienaar, juffrouw Deluw; dag, jonge heeren!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek