Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juli 2025


"Gij zijt een bloodaard, Sancho! Toch wil ik voor ditmaal aan uw verlangen toegeven en mij in de Sierra Morena begeven, in de hoop, dat het ons daar geen dag aan avonturen ontbreken zal." Sancho was van harte blij, dat hij zijn zin kreeg, en ging dadelijk zijn best doen om eerst Rocinante en toen ook zijn meester weer op de been te helpen.

Ziedaar de eenige voorwaarden, waarop ik den ellendigen bloodaard zijn welverdiende straf zal laten ontgaan." "Ik vrees," hernam de zoon van Lojola, "dat de Heer van Botbergen moeilijk aan zulke voorstellen zal gehoor verleenen."

Wat voorts het tweede punt betreft: zeer zeker zou de menschheid veel gelukkiger zijn als zwijgen of spreken in 's menschen macht lagen. Maar de ervaring leert duidelijk genoeg dat de mensch niets minder in zijn macht heeft dan zijn tong en niets hem moeilijker valt dan zijn lusten te matigen. Daarom gelooven dan ook de meesten dat wij slechts datgene wat wij lichtelijk begeeren uit vrijen wil doen, omdat de begeerte tot die zaken gemakkelijk door de herinnering aan iets anders, dat wij ons vaak te binnen brengen, kan worden bedwongen; dat wij daarentegen allerminst vrij handelen wanneer wij iets met grooten hartstocht begeeren, welke niet door de herinnering aan iets anders kan worden verdreven. Waarlijk, als zij niet ervaren hadden, dat wij tal van dingen doen welke ons later berouwen en dat wij dikwijls wanneer wij namelijk door tegenstrijdige aandoeningen worden aangegrepen "het betere zien, maar het slechtere volgen"[A49] zou niets hen verhinderen om aan te nemen dat wij alles uit vrijen wil doen. Zoo gelooft een kind dat het uit vrijen wil naar melk verlangt, een vertoornde knaap dat hij uit vrijen wil zoekt wraak te nemen en een bloodaard dat hij uit vrijen wil vlucht. Zoo waant de dronkaard dat hij krachtens vrij besluit van zijn Geest al die dingen gezegd heeft welke hij later, ontnuchterd, liever zou hebben verzwegen, en evenzoo gelooven krankzinnigen, babbelaarsters, kinderen en meer lieden van dit slag, dat zij krachtens vrij besluit van den geest spreken, ofschoon zij alleen maar den aandrang tot spreken dien zij gevoelen, niet kunnen onderdrukken. De ervaring zelf leert dus niet minder duidelijk dan de Rede dat de menschen slechts daarom alleen zich vrij wanen, wijl zij zich bewust zijn van hun handelingen, doch de oorzaken waardoor die bepaald worden niet kennen; en voorts ook dat de besluiten van den Geest niets anders zijn dan de begeerten zelf, welke derhalve verschillen al naar gelang de ontvankelijkheid van het Lichaam verschilt. Want ieder zoekt alles naar eigen zin in te richten en wie bovendien nog door tegenstrijdige aandoeningen bestormd worden, weten in het geheel niet wat zij willen, terwijl zij die [op een gegeven oogenblik] aan geen enkele aandoening onderworpen zijn, door een zachten drang her- of derwaarts gedreven worden. Al welke dingen, dunkt mij, klaar bewijzen, dat zoowel een besluit van den Geest, als de begeerte en de ontvankelijkheid van het Lichaam, van nature gelijktijdig zijn, of liever dat zij één en dezelfde zaak zijn welke wij, wanneer zij onder het attribuut des Denkens beschouwd en daaruit verklaard wordt, "besluit" noemen, maar welke wij, wanneer zij wordt beschouwd onder het attribuut der Uitgebreidheid en wordt afgeleid uit de wetten van beweging en rust "noodwendige bepaaldheid" [gedetermineerdheid] heeten; hetgeen nog duidelijker zal blijken uit wat straks volgen zal. Want er is nog iets anders dat ik hier het allereerst wilde doen opmerken; namelijk dat wij niets krachtens besluit van onzen Geest kunnen doen, zonder het ons eerst te herinneren. Zoo kunnen wij bijvoorbeeld geen woord spreken als wij het ons niet eerst herinneren. Voorts ligt het niet in de vrije macht van den Geest zich eenig ding te herinneren ofwel het te vergeten. Zoodat men aanneemt dat het slechts in de macht van den Geest ligt naar willekeur te zwijgen of te spreken over iets dat hij zich herinnert. Maar als wij droomen dat wij spreken, gelooven wij krachtens vrij besluit van den Geest te spreken, terwijl wij in werkelijkheid nìet spreken, of,

"Het is wel gezegd!" zeide de Abt van Bloemkamp, terwijl hij met de in ijzer gehulde vuist krachtig op de tafel sloeg: "niemand zal hier te lande in Seerp Van Adeelen een bloodaard zien, omdat hij de zotte gewoonten van vreemde landen niet opvolgt en zijn leven waagt, nu Friesland zijn arm en zijn hoofd behoeft. Al genoeg geredekaveld! Waarom brengt men den verrader niet ter dood!"

De kans stond schoon: de Graaf zat in zijn bank en was zoo licht te treffen als een haas in 't leger; doch wat gebeurde er? de preek verveelt den Ritmeester van Sonheuvel, en omdat deze half duttend voor zich keek als een hen op een streep, en omdat toevallig Panne aan 't eind van die streep zit, zoo pakt die bloodaard zich weg, voordat de zegen nog is uitgesproken.

In de overspanning van 't oogenblik, woest van gejaagdheid, nam ik een paar schermdegens van een rek, bood den sidderenden en verbaasden jonkman er een aan, nam den anderen, zette mij in postuur en viel op hem uit; de ongelukkige bloodaard, die in zijn angst niet eens scheen te merken, dat het onschadelijke wapens waren, wierp het zijne weg en vlood in allerijl terwijl ik hem toeriep: "Allons donc! wie Majoor Frans vragen durft, moet ten minste den degen weten te hanteeren!"

'k zoek u; spreek een woord! Waar schuilt ge in 't woud, of vlucht gij altijd voort? PUCK. Gij bloodaard! snoeft gij tegen 't zwerk en pocht Gij tegen 't bosch, dat ge, o zoo gaarne! vocht, En komt gij niet? Knaap, kom! kom, laffe kwant, Een roede zij uw straf; 't waar zonde en schand, Het zwaard op u te trekken. DEMETRIUS. Zoo! gij daar? PUCK. Ja, hier is niet te vechten; volg mij maar.

Het water droop van zijn haar. Gueulemer sprak tot hem: "Zijt ge een man, jongen?" Gavroche haalde de schouders op en antwoordde in de dieventaal: "Een jongen als ik is een man, en mannen als gij zijn jongens." "Wat heeft die jongen een grooten mond," riep Babet. "De Parijsche jongen is geen bloodaard," zei Brujon. "Wat wilt ge?" vroeg Gavroche.

Van angst en vervaardheid schier bewusteloos, liet ik mij zonder klacht of tegenspraak over en weder stooten als iemand, die allen moed opgeeft en zich gedwee aan een onvermijdelijk lot overlevert. Slechts toen mijn vijand zich vermoeid gevoelde, gunde hij mij eene verpoozing, terwijl hij zich nederzette en, met de vuist dreigend, mij toeriep: "Ellendige bloodaard!

"Eiwat, bloodaard!" antwoordde deze: "wat kunnen zij te vreezen hebben, die niet bang zijn voor den dood?" en inderdaad toen Filippus hun schreef, dat hij al hun ondernemingen verijdelen zou, was hun antwoord: "zult gij ons ook beletten te sterven?" Toen men aan Koning Agis vroeg, hoe een man vrij kon leven, antwoordde hij: "door den dood te verachten."

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek