Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 mei 2025
Ze overlegden nu alles met elkaar, en de zorg voor de nalatenschap scheen 't werk van "het dispuut" te zijn; telkens kwamen De Veer en Rolands, Beerenstijn of Hoefman met 'n rekening, 'n brief: wat Go er van dacht; en door de noodzakelijkheid van eenvoudig-practischen ernst groeide hun vriendschap in de kil-droeve dagen tot een wezenlijk, steungevend, bemoedigend gevoel.
"En die is gesmolten in de zon.... nee, idioot; die wordt uitgebraden;..... al 't vet wordt vloeibaar." "Wat moet er nou mee?" "Maar stilletjes er mee doorloopen, we zullen zien, wat er van wordt. Je pak is tóch bedorven." "Hij heeft natuurlijk meer op Lize dan op de ham gelet," bromde Beerenstijn tegen Hans. "Maar Otto; met er naar te kijken, had hij toch 't smelten niet kunnen voorkomen."
"Ga gerust; dan blijven wij voor als Elsi wat noodig heeft," bood Lou hartelijk aan; Han en Beerenstijn stapten mede op, zouden samen fruit gaan koopen, want daar had ze om gevraagd. Go vond de straten zoo vijandig licht, en de grond was hard, waar ze stapte. De menschen liepen allemaal zoo vlug en zoo zeker van hun doel.
"We moeten 't nu aangeven," zei Beerenstijn. "'t Is wel beroerd en mal, als er niets is, maar langer afwachten..." "We konden ook zelf gaan zoeken." "Dat kunnen we tóch doen, vannacht." "Toe, neem mij mee," vroeg Go beverig. "Nee; Gerard gaat naar 't politiebureau, en ik breng je thuis. 't Zou geen zín hebben, en ons hinderen, als jíj er bij was."
"Nu," zei hij, haar hand in de zijne; "ik kom morgen nog wel 's vragen, hoe 't gaat. Het beste." Han kwam tegen de koffie, ijsbeerde somber de kamer op en neer. "Dus ze zal van middag niet opstaan?" "Ik denk 't niet. Vin-je nu niet, dat we 'n dokter..." "Ik zal vanmiddag alles eens aan Beerenstijn zeggen, die weet er meer van dan de meeste dokters." "Wat denk-je van de soep?"
"Had 'm toch meegebracht," zuchtte Go telkens; en eerst ná de koffie, toen ze rustiger werden en weer meer aan elkaar gewend, begon de herinnering weer levend in haar te worden, en, starend in de ros-gouden bladerpracht van de tuinen, vroeg ze: "En nu moet je me alles van de menschen van vroeger vertellen.... Ik weet van niemand iets, dan van Beerenstijn.
Ik weet nog, dat we 's samen over 't Rapenburg liepen, en dat hij zei: dat je toch wel een ingeroest-ondankbare, onverbeterlijke pessimist moest zijn, als je, wanneer je 't Rapenburg in de herfstzon zag liggen, iets anders voelen kon dan 'n diepe, blije dankbaarheid, dat je leefde." Beerenstijn haalde de schouders op.
"Zoo moet je niet praten," zei Beerenstijn, medisch-beslist, "'n mensch is altijd geneigd allerlei bijkomstigheden de schuld te geven:
"Zou hij?" hoopte Go, maar de juffrouw vertelde huilerig, dat meneer Beerenstijn boven was; wat zij er toch van dachten, "zoo'n dierbare meneer."
In een oogenblik was Go op, vroeg, of ze even mocht helpen met ronddienen; Else kwam achter haar aan met melk en suiker, en de jongens lachten onder elkander, voelend, hoe met deze meisjes het echt-vrouwelijk element in hun vergadering was gekomen, met deze kinderen, zóó van huis, waar ze ook niets dan "meisjes" waren geweest; en ze vonden 't allemaal grappig en prettig, behalve Otto Beerenstijn, die vóór alles 'n werker was, donker naar de klok keek, die al bij negen wees, en bromde, dat hij wel had voorspeld, dat 't kinderspel zou worden, zoodra je er zoo'n paar weeldeartikelen inhaalde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek