United States or Caribbean Netherlands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onder de schoorsteenhuif, wit op 't lak dat streepsels van afgetraand vet had, bloemde donzige schimmel. Stank van een tam-werkend, tot braking ophitsend riool, scheen uit de naden van den grond te breken. Viermaal had-ie een lucifer afgestreken, viermaal de weerlichting gehad van de donkre alkoof met de bedstee, den glimnatten muur. "Wat doè je?

"Dat zal wel", zei hij, terwijl ze kuchte van 't lange praten. "...Je kon de boome van de grach, die nog groen ware zien en sjijn as de zon binnen scheen. Tot twee uur sting-die in de kamer, òver de streepies van 't kleed tot bij de bedstee. Je ken nòg zien waar 't behang is verschoten. Daar. En dat was zoo gek, zoo verschwarzt nooit was-ie in de kamer gewees, nog nie op de tafel as nou.

Het vertrekje waar Wouter met Laurens in één bedstee sliep, was boven de huiskamer. Ze deelden dat verblyf met twee van hun zusters, en moesten uit kiesheid altyd 'n kwartiertje vroeger slaap voelen dan die jonge-juffrouwen.

Ach, nu zal hij dan aan die lieve zieke vrouw den zoen ten afscheid moeten geven.... Neen, eerst in de bedstee ginds de beide kleine meisjes zachtjes vaarwel gekust! Zie, daar liggen ze, de blonde koornbloemen roode koonen, blauwe oogen. Maar die oogjes zijn nu gesloten, ze zien hem niet aan.

De oude man was nu echter te zeer vervuld met zijn plan, dan dat hij door den uitroep der weduwe achterdocht kreeg, en antwoordde haastig: "Neen! neen! maar ik moet je eens spreken, juffrouw. Zijn we hier alleen?" "Kobus ligt in de bedstee en slaapt." "Hm! en als hij eens wakker werd?" "Dan hoort de stumperd nog niets." "Zoo! En de buren kunnen die niets verstaan, of...?"

Moeder Trijntje, die niet wist wat Jan toch schêlde, stapte juist in haar bedstee, toen de man zei: "Vrouw, 'k goai nog êfkes op de dêl um te zien of de jongens alles wel kloar hebben." "Goed," zei de vrouw, en weg was hij. Janboer, wien het bloed den ganschen dag had gekookt, voelde zijn onrust vermeeren nu het oogenblik naderde, waarin hij wellicht de hardste waarheid zou vernemen.

Daags brandde de lamp, nachts brandde de lamp. Zo woonden er Soortje en Nathan met de oude grootmoeder en 'n nest kindren. Drie waren 'r dood, tien nog in leven. Grootmoeder sliep in één bedstee met Raatje en Stella, Soor met Nathan èn Maupie èn Roos.

De zakdoek namen ze tusschen zich in en als twee jongens, die onder een brugleuning, steentjes in het water werpen, zoo gooiden zij de stukjes goud door den schoorsteen naar beneden. Liesje was nog niet ontwaakt, de lamp brandde nog. In de bedstee was het ook stil. Alleen de wind bromde en blies den hagel in hun gezicht.

»Ja, hij is er, Anneke!" zegt de grijsaard vol teederheid, buigt zich over de kranke heen, die in de groote, bruine geverfde bedstee ligt, en kust haar op de drooge brandende lippen. »Ge hebt je zeker verwonderd, Vaderke, dat ik je niet tegemoet kwam?" zegt ze. Vaderke is zoo'n lievelingsuitdrukking van de oude. »Zijt ge ziek, Anneke?" vraagt de grijsaard in groote bezorgdheid.

Het andere meisje had een kruik met heet water gevuld en Tony werd in de wollen deken gewikkeld, met de kruik in de bedstee gestopt. "Wat warme koffie of thee," zei Siem. En hoewel Tony geen trek had, werd hem de warme thee met een theelepeltje ingegoten. "Waar is moeder," vroeg hij nog eens. "Ja, die komt zoo," zei Siem, "ga nou maar eerst wat slapen."