Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
Ik moest wel, m'n centen waren op." "Is u Amsterdammer?" vroeg Bavink. "Ja, Goddank", zei Japi. "Ik ook", zei Bavink. "U schildert niet?" vroeg Bavink. Het was een rare burgermansvraag, maar Bavink dacht aldoor maar: wat zou dat toch voor een kerel wezen? "Nee Goddank", zei Japi, "en ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks."
Ongelukkig is dat een der voorrechten, waarvan elk rechtgeaard Amsterdammer moet wenschen, dat de stad zoo spaarzaam mogelijk gebruik behoeve te maken.
Zijne vrouw was meer zwierig dan smaakvol gekleed, en wekte, bij gebrek aan beaux restes, geen spijt op, dat de schoonheid eene bloem is, die ras verwelkt. Zij was niet stom, maar maakte verwonderlijk weinig gebruik van haar spraakvermogen. Juffrouw Dufduin, de vleeschelijke zuster van den Amsterdammer, scheen wat oud om diep in de veertig en wat jong om even in de vijftig te wezen.
"Welkom, sinjeur Gerrit Uilenburg!" zegt de vader des huisgezins, deze reis niet in 't Engelsch, maar in een Hollandsch, waarvan hem de uitspraak terstond als een echten Amsterdammer kenmerkt: "dat is braaf van je, dat je me zoo terstond komt opzoeken."
Hij was stenograaf in de Tweede Kamer, en ik herinner me dat juist, omdat hij in een van zijn opstellen de Tweede Kamer beschreef. Dat trof mij sterk, dat boekje van dien Netscher, want ik voelde verwantschap met wat ik zelf wou. In de "Amsterdammer" van 1881 heb ik toen nog een stukje geschreven om er de aandacht op te vestigen.
We peipe reis an, wij steken de pijp eens aan, het Duitsche anpfeifen. Koetjes en Kallefies, deze spreekwijze, in gebruik door geheel Nederland, is herkomstig van die oude eenvoudige tijden, toen de bewoners dezer landen zich met het melken van een paar koeien geneerden, en hun gewoon dagelijksch gesprek over hunne koetjes en kalfjes liep. Koeties kent de Amsterdammer niet.
"Hoe drommel wil ik 't weten?" vraagt wederom Smit, "als niemand het mij zeit. Ziet, je kent mij allen voor een Amsterdammer van ouder tot ouder, en die 't wel meent met den Prins, met de Stad en met de Burgerij, en heb je reden van klagen, dan zal ik je voorspraak wezen, al was 't bij Burgemeesteren: en zegt nu wat je te zeggen hebt."
Zelfs al hadden de oude Nederlanders reeds eenen vasten geslachtsnaam, dan plaatsten zy nog ten overvloede hunnen vadersnaam in dien byzonderen tweeden-naamval, achter hunnen eigenen doopnaam. Laurens, de zoon van Joost Baeck, een aanzienlik Amsterdammer uit de zeventiende eeu, schreef zynen naam als Laurens Joosten Baeck. En zyne tijdgenooten deden vast allen zoo.
Men had al byzonder ongemanierd moeten wezen of geen republikeinsche Amsterdammer om dit niet te begrypen. Toen Wouter weer tot bezinning kwam, stond-i op straat. De brommer was weggereden, met of zonder haar. Met of zonder die beide mannen. Dit wist-i niet. Maar 't bekommerde hem nu minder ... Zy had hem haar broeder genoemd, ernstig, plechtig, boekerig, kerksch... dit was hem genoeg!
Wanneer ge dus niet behoort tot hen, die in Indië geboren zijn, of zooals men te Batavia zegt, tot hen, die zonder schip in Indië zijn gekomen, dan kent ge uw Straat Soenda. Maar evenmin als een Amsterdammer, die zijn Kalverstraat kent, de namen van alle winkels zal kunnen opnoemen, evenmin zult ge de namen van alle eilandjes in Straat Soenda kennen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek