Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 november 2025
Het schijnt, dat hij vóór zijn inhechtenisneming bij den heer Laffitte een som van meer dan een half millioen, welke hij er geplaatst had, heeft teruggenomen, welke som hij overigens, zoo men zegt, eerlijk met zijn handel verdiend heeft. Men heeft niet kunnen ontdekken waar Jean Valjean deze som heeft verborgen, toen hij in het bagno van Toulon terugkwam."
Men herinnere zich Marius' aarzeling, zijn ontroering, zijn angsten. Hij bleef op zijn bank en naderde niet. Dit was Cosette onaangenaam. Op zekeren dag zeide zij tot Jean Valjean: Vader, laat ons een weinig naar dien kant wandelen. Ziende dat Marius niet tot haar kwam, ging zij tot hem. In dergelijke gevallen gelijkt iedere vrouw op Mahomed.
Hij sprak steeds op beleefden toon tot Valjean. Jean Valjean antwoordde, en de klank zijner stem scheen Javert te doen ontwaken: "Ik wilde u juist over hem spreken. Handel met mij naar welgevallen; maar help mij vooraf, hem naar zijn huis voeren. Ik vraag u niets anders." Javerts gezicht vertrok zich, zooals hem telkens gebeurde, wanneer men hem tot eenige toegevendheid in staat scheen te achten.
"Hij is genezen," zei Jean Valjean. "Hebt ge slecht geslapen?" "Neen." "Zijt ge treurig?" "Neen." "Kus mij. Zoo ge wel zijt, zoo ge goed geslapen hebt, zoo ge tevreden zijt, zal ik u niet beknorren." En opnieuw bood zij hem haar voorhoofd. Jean Valjean drukte een kus op dat voorhoofd, 't welk een hemelschen glans had. "Glimlach." Jean Valjean gehoorzaamde. 't Was de glimlach van een spook.
Naast zich zag Jean Valjean het gebouw, langs welks dak hij naar beneden was gekomen, een hoop takkebossen, en achter de takkebossen, dicht tegen den muur, een steenen beeld, welks geschonden gezicht nog slechts een vormloos masker vertoonde, dat in de duisternis onduidelijk te voorschijn kwam.
"Welken rang hebt ge?" "Sergeant." "Hoe heet ge?" "Thénardier." "Ik zal dien naam niet vergeten," zei de officier. "En onthoud gij den mijnen. Ik heet Pont-mercy." Jean Valjean was weder gevat. Men zal ons ten goede houden, dat wij haastig over smartelijke bijzonderheden heenstappen.
Deze man heeft zich in uw vertrouwen, schier in uw familie gedrongen onder een valschen naam. Ik zal u zijn waren naam zeggen. Ik zal hem u voor niets zeggen." "Ik luister." "Hij heet Jean Valjean." "Ik weet het." "Ik zal u, eveneens voor niets, zeggen, wat hij is." "Spreek." "Een voormalig galeiboef." "Ik weet het." "Gij weet het sedert ik de eer heb gehad 't u te zeggen."
Derwijze slaagde Jean Valjean er in, lang te blijven. 't Was voor hem zoo zoet, Cosette te zien en bij haar te vergeten! 't Was de verbinding zijner wond. 't Gebeurde meermalen, dat Basque bij herhaling kwam zeggen: "Mijnheer Gillenormand zendt mij om mevrouw de barones te herinneren dat de tafel gereed is." Alsdan keerde Jean Valjean in diepe gedachten naar huis.
Thénardier stak zijn hand in een grooten zak onder zijn kiel, nam er een touw uit en reikte het Jean Valjean. "Ziedaar, ik geef u dit touw op den koop toe." "Wat moet ik met dit touw?" "Ge hebt ook een steen noodig, maar dien zult gij buiten wel vinden. Er ligt daar een hoop puin." "Waartoe een steen?"
Haar mee te nemen was onmogelijk. Een man heeft al zijn kracht noodig om zulk een buitengewone opstijging te volbrengen. De geringste last zou hem zijn zwaartepunt doen verliezen en ternederstorten. Hij had een touw noodig. Jean Valjean had er geen. Waar, te middernacht, in de straat Polonceau, een touw te vinden?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek