Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juli 2025
Verbruit, Pastoor, ik heb het zo Satans op hairen en snaren gezet; want, nu myn lieve vrouw dood en weg is, regeer ik als Koning. Uw Zuster was de beste vrouw van de waereld: doch te mal met de Jongens. Luter zelf zou niet meer uitgevaren zyn in zo een geval als ik. Ja! fluiten!
Uitgevaren?... hij heeft ze met Gods Woord gekastijd, omdat zij blind zijn en den mond des Heeren door de predikanten niet willen raadplegen. Is dat burgemeester Geelvink? En Andries Bicker, nu, die zullen daar ook niet voor niets komen en wel scherp luisteren of zij hem vangen kunnen. Zie daar Oetgens ook al met Boom, 't ziet er paapsch uit in die bank.
Eén troost voor hen, een troost ook voor ons allen; de tocht waarop zij zijn uitgevaren, kent geen schipbreuk. Toen ik 's avonds aan het station wachtte op den trein om naar Amsterdam terug te keeren, gingen nog van het stationsgebouw in diepe verslagenheid een oude vrouw en twee jonge meisjes, zoekend naar een zoon en broeder.
De man zeide: "Wie rijdt daar op waterrossen over de hooge golven heen? Gij zult tegen den storm niet bestand zijn." Regin nu was met Siegfried uitgevaren en hij sprak tot den man: "Wij zijn hier met Siegfried en worden door den storm in den dood gedreven. De branding bruist over de boorden der schepen, onze waterrossen vallen neer. Wie vraagt dat?"
Eline intusschen was de trap opgevlogen en stortte haar boudoir in, maar eensklaps schrikte zij: zij had vergeten, dat Vincent er was en zij deinsde terug in de geopende deur, Intusschen was het toch te laat, maar... Vincent sliep nog, terwijl zijn middagmaal onaangeroerd op een tafeltje naast den divan stond. Vincent sliep en Eline gevoelde een wreede, romantische voldoening, dat zij voor hem zoo gestreden had tegen Betsy, tegen Otto.... Toch wilde zij hem niet wakker maken, en, de deur sluitend, sloop zij in hare slaapkamer en wierp zich op haar bed. Hare snikken waren eensklaps opgehouden en zij was wanhopig, dat zij niet weenen kon. Hare eenzaamheid, de kalmte om haar heen goten een koud bad uit over hare geprikkelde zenuwen, en hoewel zij zich hare woorden niet goed herinnerde, meende zij toch vreeselijke dingen gezegd te hebben vooral tegen Otto... Waarom had zij dat gedaan? Waarom was zij zoo tegen hem uitgevaren? Ter wille van Vincent? Ter wille van zichzelve, omdat zijne bedaardheid haar ergerde? Zij wist niet meer waarom; alles warde in haar brein door elkaâr en zij schudde haar hoofd op het kussen heftig heen en weêr, als om dat gewar te doen bedaren.... Ja, zij dacht, ze had zeker zoo gesproken om Vincent, die niemand op de wereld had dan haar en zijn vriend, die ver was.... Zij had medelijden met Vincent, maar.... had zij dan niet meer medelijden met Otto? Had zij zich d
Zij zou haar tong wel hebben willen afbijten, zoodra zij het geuit had, want John stond op, schoof de boeken van zich af, en zei met een eenigszins onvaste stem: "Daar ben ik wel bang voor geweest; ik doe mijn best, Meta." Als hij tegen haar was uitgevaren, of haar zelfs verwoed door elkaar had geschud, zou 't haar niet zóó getroffen hebben als die paar woorden.
Dat alles was geluk en voorspoed. Wat Rozeke echter minder beviel was, sinds enkele dagen, de zonderlinge doenwijze van 't Geluw Meuleken. Zij zag er betrokken en bekommerd uit en herhaaldelijk, als Rozeke haar niet in 't oog hield, sloop zij ergens weg in schuur of stal. Rozeke begreep wel dat zij Smul naliep en zij trachtte 't te dwarsboomen zonder evenwel openlijk en flink te durven optreden, bang als ze was dat, èn Smul, èn 't Geluw Meuleken haar plotseling in den steek konden laten terwijl zij niet weten zou door wie hen op dat oogenblik te vervangen; want en dit beschouwde zij, in de gegeven omstandigheden, wèl als ongeluk en tegenspoed: tot haar schrik had ze ontdekt dat ze voor de derde maal zwanger was! Alfons vermoedde er wel iets van, doch was nog in 't onzekere toen hij vertrok, en om hem niet te kwellen had zij er ook niets over geschreven; maar aan haar moeder had ze 't toevertrouwd en deze was scherp uitgevaren, schreeuwend dat 't 'n stommigheid en 'n schande, 'n wraakroepende uittarting van onzen lieven Heer was. Maar 't w
Maar Haarbaard riep hem van verre nog na: "Ga jij maar gerust met heel je gedoe naar de booze geesten. Dag Thonarr!" Vermomde en Roodspeer Koning Rauthung had twee zonen. Hun namen waren Geirrodh, dat Roodspeer beteekent, en Agnar, de Ander. Eens, dat zij uitgevaren waren om met den hengel te visschen, werden zij overvallen door een hevigen wind.
Het bosch strekte zich tot aan de zee uit, die blauw en diep was; groote schepen konden tot onder de takken der boomen voortzeilen, en in deze boomen woonde een nachtegaal, die zoo prachtig zong, dat zelfs de arme visscher, die toch drukke bezigheden had, met werken ophield en luisterde, als hij 's nachts uitgevaren was, om zijn net uit te werpen, en dan den nachtegaal hoorde. «Och, och! wat is dat mooi!» zei hij; maar hij moest op zijn zaken acht geven en vergat den vogel daardoor.
»Zooveel nachten,« zei het meisje met iets als vrouwelijke teederheid, die zelfs aan haar stem een liefelijken klank verleende, »zooveel nachten heb ik hier bij je gezeten en je opgepast en verzorgd of je een kind was en vanavond zie ik je voor 't eerst weer, zooals je bent; als je daaraan gedacht had, zou je niet zoo tegen me uitgevaren hebben, als je daarnet deed.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek