United States or Sint Maarten ? Vote for the TOP Country of the Week !


De woning in de rue de l'Homme-Armé was op een achterplaats gelegen, op de tweede verdieping, en bestond uit twee slaapkamers, een eetkamer, en daarnaast een keuken met opkamertje, waar een bed stond, dat vrouw Toussaint ten deel viel. De eetkamer was tevens de voorkamer en scheidde de twee slaapvertrekken. De woning was van het noodige huisraad voorzien.

"Neen. De lieden zijn verhuisd." "De kaarsen ten minste niet!" zei Babet. En hij wees Eponine door de toppen der boomen heen een licht, dat zich voor het zoldervenster van het huis bewoog. 't Was vrouw Toussaint, die op was gebleven om linnen te drogen te hangen. Eponine deed een laatste poging. "Nu," zeide zij, "'t zijn zeer arme lieden en 't is een krot, waarin geen cent te vinden is."

Jean Valjean was inderdaad naar huis gekeerd en had aan Cosette gezegd: "Wij vertrekken van avond en gaan met vrouw Toussaint naar de rue de l'Homme-Armé. In de volgende week zullen wij te Londen zijn." Door dien onverwachten slag verpletterd had Cosette haastig aan Marius een paar regels geschreven. Maar hoe ze op de post te bezorgen.

Toussaint heeft van mij geschreven, dat ik toen reeds een beroemdheid was onder de athenae-jongens en studenten. Veel vroeger had Pol de Mont mij een postkaart gestuurd, een postkaart, stel je voor, over een paar verzen van mij in een tijdschrift. In die postkaart stond: "Tu Marcellus eris." Ik heb er trouwens niet op geantwoord.

Cosette en Marius waren gekozen. Cosette was op het stadhuis en in de kerk fraai en treffend. Vrouw Toussaint, door Nicolette geholpen, had haar gekleed. Cosette droeg haar kanten kleed, over een wit zijden rok; een sluier van Engelsche kant, een snoer fijne paarlen, een krans van oranjebloemen, dit alles was wit, en in die witheid schitterde zij.

Mejuffrouw Toussaint, in wie ik niet weet wat het meest te bewonderen, òf de juistheid waarmede zij de verborgenheden van het innerlijk leven opvat, òf de keurigheid en kracht waarmee zij die in hare geschriften schildert, heeft dezen vorm der ouderlijke liefde uitstekend geschetst. Op den terugkeer gebood de heer Kegge stil te houden voor de deur van een bloemist.

Maar eens op een morgen zeide hij tot Cosette: "Zie, ge zijt geheel wit op den rug!" Den vorigen avond had Marius in zijn verrukking Cosette tegen den muur gedrukt. Vrouw Toussaint, die gewoon was vroeg ter rust te gaan, dacht, zoodra haar werk verricht was, aan niets dan om te slapen, en wist evenmin iets als Jean Valjean. Nooit zette Marius den voet in het huis.

Zij verliet den tuin, ging naar haar kamer, ijlde voor den spiegel, zij had zich sedert drie maanden niet beschouwd, en slaakte een kreet. Zij was over zich zelve verbijsterd. Zij was schoon en lief; zij kon zich niet beletten, de meening van vrouw Toussaint en van haar spiegel te deelen.

Ik zou u gezegd hebben, dat grootvader nog slaapt, dat uw tante naar de mis is, dat de schoorsteen in de kamer van vader Fauchelevent rookt, dat Nicolette den schoorsteenveger heeft laten komen, dat vrouw Toussaint en Nicolette reeds gekibbeld hebben, dat Nicolette om het stotteren van Toussaint lacht. Nu zult ge niets weten. Ha! 't is onmogelijk?

Cosette, verschrikt door het tooneel, 't welk vrouw Toussaint haar voorstelde en misschien ook door de herinnering aan de verschijningen der vorige week, durfde zelfs niet zeggen: "Ga den steen eens zien, dien men op de bank heeft gelegd," uit vrees van de tuindeur te openen, en de mannen te zien binnenkomen.