United States or Solomon Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar Cosette dezen weg was gegaan, koos hij dien boven alle andere. Jean Valjean kwam te huis, stak zijn kaars aan, en ging naar boven. De kamers waren ledig. Zelfs vrouw Toussaint was er niet meer. De treden van Jean Valjean maakten in de kamers meer gerucht dan gewoonlijk. Al de kasten waren open. Hij trad Cosettes kamer binnen. Er waren geen lakens op het bed.

Haar kamer was klein, net, stil, met een hoog venster naar het oosten, op de achterplaats van het huis uitziende. Cosette wist niets van 't geen in Parijs gebeurde. Zij was den vorigen avond er niet bij en reeds naar haar kamer gegaan, toen vrouw Toussaint gezegd had: "Er schijnt iets gaande te zijn."

Tastend klom hij de trap op, verheugd over de duisternis, als de uil die zijn prooi wegvoert, opende en sloot weder zacht de deur, luisterde of hij eenig gerucht hoorde, overtuigde zich dat, naar allen schijn, Cosette en vrouw Toussaint sliepen, wilde een zwaveltje aansteken, dat hem echter eenige keeren door het beven zijner hand mislukte, want 't was hem alsof hij een diefstal pleegde.

Terwijl hij dit sober maal deed, had hij twee of driemalen vrouw Toussaint stamelend hooren zeggen: "Mijnheer, er is wat te doen, men vecht in Parijs." Maar in zijn overleggingen verdiept, had hij er geen acht op geslagen. Om de waarheid te zeggen, had hij 't niet recht verstaan.

De buren babbelden er niet over, wijl er geen buren waren. Deze weinig gerucht makende huurder was Jean Valjean het jonge meisje was Cosette. De dienstbode was een vrouw, Toussaint geheeten, welke Jean Valjean van het hospitaal en de armoede had gered, een oude, stotterende boerin, welke drie hoedanigheden Jean Valjean er toe geleid hadden haar bij zich te nemen.

Cosette had zich door vrouw Toussaint een kom bouillon in haar kamer laten brengen, en kwam eerst des avonds te voorschijn. Tegen vijf ure had vrouw Toussaint, die, zeer druk met deze kleine verhuizing, heen en weder liep, in de eetkamer een koud hoen opgezet. Uit liefde voor haar vader, hield Cosette hem aan tafel gezelschap.

Hij vond de eetzaal fraai, die leelijk was en gemeubeld met een oude ronde tafel, een laag buffet, waar boven een spiegel, een vermolmden armstoel en eenige stoelen, waarop vrouw Toussaint haar pakken had gelegd. In een dier pakken zag men door een opening Jean Valjeans uniform van nationale garde.

Het hoofdkussen, van sloop met kanten ontdaan, lag op de gevouwen dekens aan het voeteneinde der matrassen, welker tijken men zag en waarop niemand meer zou slapen. Al de vrouwelijke voorwerpen, waaraan Cosette gehecht was, waren medegenomen; er bleven slechts de groote meubels en de vier muren over. Ook het bed van vrouw Toussaint was afgehaald. Een enkel bed was opgemaakt, dat van Jean Valjean.

Zij voelde een beklemming des harten, welke niets verruimde en die elken dag vermeerderde; zij wist niet meer of het zomer dan wel winter was, of het regende dan, of de zon scheen, of de vogels zongen of de dahlias of viooltjes bloeiden, of de tuin van het Luxembourg bekoorlijker dan die der Tuilerieën was, of het linnen, dat de waschvrouw te huis bracht, te veel of te weinig gestijfd was, of vrouw Toussaint haar marktgang goed of slecht gedaan had; en zij bleef neerslachtig, slechts aan één gedachte overgegeven, met strakken blik, als wanneer men des nachts op de donkere, diepe plaats staart, waar een verschijning is verdwenen.

Beiden waren in de rue de l'Homme Armé aangekomen, zonder den mond te openen of elkander een woord te zeggen, en ieder aan zijn eigen gedachten overgegeven; Jean Valjean zoo ongerust, dat hij Cosettes treurigheid niet zag, Cosette zoo treurig, dat zij Jean Valjeans ongerustheid niet zag. Jean Valjean had vrouw Toussaint medegenomen, 't geen hij nooit bij zijne vorige afwezigheden gedaan had.