Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 mei 2025


't Smart my, want schoon ik niemand liever voor myn Broeder had dan Willem, ik zou hem in geen nader betrekking gelukkig kunnen maken. Arme Willem! dit maakt my ongemaklyk. Omhels uwe Moeder voor ACHT EN DERTIGSTE BRIEF. Cornelia Slimpslamp ontraadt Zuzanna Hofland te procedeeren, en schrijft haar over broeder Kwast te Rotterdam.

HONDERD-NEGENDE BRIEF. Everart Redelijk antwoordt: hij is het heelemaal met Blankaart eens en vindt de handelwijze van zijn zwager dwaas. HONDERD-TIENDE BRIEF. Broeder Benjamin aan Cornelia Slimpslamp: Suzanna weifelt; ach Heere, help! Wij moeten ze voor ons houden. Laat Cornelia haar vergeving vragen. Wie heeft ooit groter gek gezien, dan Benjamin? Hoe is het? Fopje my wat, of hoe weêrgâ zit het?

Maar Cornelia is niet alleen groot als huichelaarster, maar heeft ook de vermetelheid, de energie van de groote misdadigersnatuur, die voor niets terugdeinst. Ziehier, het is of ze den laffen ellendeling bij den nek neemt en hem door elkaar rammelt, hem méésleùrt, om de misdaad te doen, waarvoor hij geen moed heeft. Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp aan den broeder Benjamin.

Want kan men den dronken huisdominee in Woutertje Pieterse, trots al het vernuft en wellicht juist òm dat vernuft aan zijn uitbeelding ten koste gelegd, niet anders dan een charge noemen, Broeder Benjamin en Cornelia Slimpslamp, de twee huichelachtige "fijnen" en doortrapte schurken in onzen roman, léven, vòlmáákt, en daarmee is het allerbeste gezegd wat men van een literatuurbeeld zeggen kan.

Gij kent de diepten des Satans. Mag ik morgen bij je komen, en dan blijven op 't geen je maar hebt? Schrijft mij dit, of ik verval tot wanhoop. Uwe zwakke zuster, Cornelia Slimpslamp.

Zo een meisje; zo een engel; zo rein als een Kind; zo onkundig van haar gevaar; die niet eens vermoedt, dat ik de Belsebub ben, die het op haar bederf toelegt! want trouwen, Liefstetje, daar kan ik niet aan doen. Zie; zo praat ik al in en met my zelf. HONDERD-VIER EN TWINTIGSTE BRIEF. Zuzanna Hofland aan Sara: Benjamin en Slimpslamp zijn er met bijna al haar geld van door!

VIER EN NEGENTIGSTE BRIEF. Cornelia Hartog aan Wilhelmina van Kwastama: zij is tot de ontdekking gekomen dat Edeling niet om háár maar om Sara komt. O, ze haat Sara! ze verfoeit Edeling. VIJF EN NEGENTIGSTE BRIEF. Cornelia Slimpslamp aan Zuzanna Hofland: die Stijntje deugt niet; dat mensch is zelfs goed voor roomschen! Foei!

En nu stappen we van R. af en gaan even nader kennismaken met de beide fijnen, Broeder Benjamin en Cornelia Slimpslamp, die m.i. de prachtigst-gebeelde figuren in deze roman zijn en niet slechts, zooals ik reeds schreef, 'n paar huichelachtige menschen, máár: personificaties van de huichelarij, alsof eerst de schrijfsters theoretisch voor zichzelf hadden vastgesteld, hoe nu eigenlijk een volmaakt, een, om 't zoo eens te zeggen: ideaal huichelaarskarakter is, en daarna, wonder boven wonder, erin geslaagd waren, overeenkomstig die theorieën twee lévende menschen te scheppen!

Zij zegt niemand lief te hebben, maar wil nog niet trouwen! Hij heeft moed. TWEE EN TACHTIGSTE BRIEF. Zuzanna aan Cornelia Slimpslamp. Zuzanna zit in de war, want de vrome Stijntje Doorzicht heeft haar de les gelezen, óók broeder Benjamin gelaakt. Wat moet ze nu? En Sara vraagt haar goedje. Ach! DRIE EN TACHTIGSTE BRIEF. Sara aan Anna: ze heeft een prettig avondje gehad. Er is mooi gezongen.

Antwoord my toch ten eersten : wat verlang ik naar een brief van u! geadresseert in la Reine de France, chez Mademoiselle G . Niemand acht u hooger dan ZESDE BRIEF. Cornelia Slimpslamp schrijft aan Zuzanna Hofland Saartjes Tante, bij wie ze inwoont hoe Saartje als jong kind al niet deugde. Ze leest verkeerde boeken! Ze noodigt Zuzanna bij zich. Dierbare Vriendinne!

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek