United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


De menschen, die in de schaduw van de kerk stonden, of op den muur van 't kerkhof zaten te wachten op 't begin van de godsdienstoefening, zagen hem met stille verwondering aan, toen hij naar de kerkdeur ging. Zoo pas nog had de heerlijke dag hun hart met vreugde over 't leven vervuld; toen ze Sintram zagen, kwam een voorgevoel van onheil over hen.

En hij roept met luider stem zijn vrouw, die in Anna's slee zit, en tot onuitsprekelijken schrik van 't jonge meisje, gehoorzaamt ze oogenblikkelijk, stapt uit de slee en komt bevend en rillend naar hem toe. "Zie zoo, dat is nu eens een gehoorzame vrouw," zegt Sintram, "juffrouw Anna kan 't niet helpen, dat ze komt, als haar man roept. Nu neem ik Gösta uit mijn slee en leg hem hier neer.

Nog wordt binnen de muren 't vroolijke lachen van gravin Elisabeth gehoord. 's Zondags gaat ze naar de kerk van Svartsjö, die dicht bij Borg ligt, en noodigt daarna gasten om meê bij haar aan huis te gaan eten. De rechter van Munkerud pleegt te komen en de kapitein van Berga en de kapelaan en de booze Sintram. En als Gösta Berling over 't ijs naar Svartsjö gekomen is, noodigt ze hem ook.

Ik ken zijn bellen wel," jammerde de oude Ulrika. 't Geluid kwam steeds nader. Nu en dan klonk 't zoo onnatuurlijk sterk, dat Anna omkeek om te zien of 't paard van Sintram de kop ook in haar slee stak, dan weer stierf het weg. 't Is of alleen de bellen hen vervolgen. 't Is als wanneer men 's nachts van een feest naar huis rijdt.

"Meent u misschien, juffrouw Stjärnhök," gaat de grondeigenaar voort, "dat er niet zoo veel meer aan hem te bederven valt? Geloof dat niet. Heeft hij de boeren verdrukt? Is hij arme vrienden ontrouw geworden? Heeft hij ooit valsch gespeeld? Is hij ooit de minnaar van een getrouwde vrouw geweest? Juffrouw Anna?" "Ik geloof dat u de duivel zelf zijt, mijnheer Sintram."

Hij houdt zijn paard in. "Zie eens, wat treft dat mooi," zegt hij. "Lieve juffrouw Stjärnhök, laat mij mijn reisgenoot naar uw slee overbrengen. Hij moet naar Berga van avond, en ik moet gauw naar huis." "Waar is uw reisgenoot?" Sintram maakt het zeil van de slee los en laat Anna een man zien, die slapend onder in de slee ligt. "Hij is een beetje dronken," zegt hij; "maar wat zou dat?

Hij blijft wel slapen. En 't is ook een goede kennis van u, juffrouw Stjärnhök. 't Is Gösta Berling." Anna rilt. "Want dit moet ik u zeggen," gaat Sintram voort, "wie zijn geliefde verlaat, verkoopt hem aan den duivel. Op die manier ben ik ook in zijn klauwen gekomen. Men meent natuurlijk goed te doen. Zelfverloochening is goed en liefhebben is uit den booze."

"Laat ons ruilen, juffrouw Anna. Neem Gösta Berling en word zijn vrouw. Behoud hem en geef geld aan de familie op Berga. Ik sta hem u af. U weet, dat hij mij toebehoort. Denk maar, dat het niet God was, die de wolven uitzond dien nacht en ruil met mij?" "Wat wilt u in ruil hebben?" Sintram grijnsde. "Wat ik hebben wil? O, ik ben met weinig tevreden.

"Je wilt niet antwoorden, dat merk ik wel. Dan is 't wel waar wat Sintram zei." En Gösta gaat naar de kavaliers terug, en steekt geen vinger uit om de Majoorske te helpen. Och! had de Majoorske de kavaliers toch maar niet aan een aparte tafel in den hoek gezet! Nu zijn de gedachten van den vorigen nacht in hun hersens ontwaakt.

Eindelijk ziet ze een paardenkop uit de steeds toenemende schemering te voorschijn komen, dan een paard en ten slotte een slee en daarin zit Sintram. Maar ze let er niet op, dat ze niet over den weg komen. 't Leek wel of ze voor haar oogen ontstonden, en uit het duister te voorschijn komen, naarmate ze klaar gekomen zijn. Anna werpt de teugels aan Ulrika toe en gaat Sintram te gemoet.