Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 oktober 2025


Het schijnt althans dat hy prijs stelde op het voeren van dien naam, als iets byzonders. De geslachtsnaam Hooggeboren, een tegenhanger van Welboren, komt my voor oorspronkelik een bynaam geweest te zijn, in scherts gegeven, en ironice bedoeld. Over deze namen Schout, Scholte, enz. die evenzeer oorspronkelik mansvóórnamen kunnen zijn, zie men bl. 77 en 184.

Jaaije, die is met gunk nao de leste groote beestemark te Coevorden, zee: 't zint beste polsdragers op de vossejagt veur de scholte! 't Was schemperije, maor ik hueld mij stille as Job op de mesthoop.

Terwijl de heer, aldus begeleid, naar Scholte Roerd was getrokken, om ter vervanging van Juno een van diens vierspan ter hulp te vragen, was mevrouw na het arme paard te hebben gestreeld op de plaats toegetreden waar "het schaap" lag. 't Was een kind, dat nog maar weinige maanden oud scheen te zijn.

En het is dan toch ook onze schuld niet, dat het niet in de kerk kan!" "Ja, kind, ik zal je niet heelemaal tegenspreken; maar 't is jammer! 't is jammer!" "Onzen zegen heb je;" zei vader; "maar hoe moet dat dan verder?" "Kijk, vader; Zondag den zeventienden Juni, preekt dominee Scholte hier, en dan zou meteen ons huwelijk ingezegend worden."

Ze klemde de lippen op elkaar, tot haar mond de nauwe gleuf van een spaarpot geleek: er kon nog wel wat in, maar eruit kwam niets meer. Haar woorden hadden den Scholte Lodink op een denkbeeld gebracht. Den volgenden dag, toen hij met Johanna over 't veld ging, vroeg hij haar ronduit: "Wien mag je liever lijden, Herbert of Albrecht?" Zij bloosde om de plotselinge vraag.

"Dadelijk wasschen met keukenzout, water en azijn!" had Roerd gezegd, en de koetsier, die er toch ook verstand van meende te hebben, had van een mengsel klei met eau de goulard gesproken, om welken raad hij echter door den lompen boer zooals hij den Scholte heimelijk noemde werd uitgelachen.

Het eenige wat hij zeggen kon was, dat Scholte Roerd, die aan 't einde der vlakte bij gindsche hooge boomen zijn erf had, paarden genoeg bezat, en vier zelfs die in 't span liepen zoo goed als de beste. Gaarne had hij zich bereid verklaard om den heer van het rijtuig naar den rijken Scholte te geleiden, als ze dan maar 'en oog op het schaap wilden houwen dat ginds bij den kruiwagen lag.

Terwijl men ook Diaan had afgespannen, en de Scholte, met behulp der mannen, de fraaie tuigen vergespte, ten einde ze voor Mieke en Treeske pasklaar te maken, en hij gedurig riep, wat of ze van z'n bruintjes zeiden, was de heer, half buiten half binnen het rijtuig, in een zacht maar belangrijk gesprek met de dame gewikkeld.

"Nu moeten allen er uit." "Burgemeester," zei dominee Scholte; "er is hier geen schijn of schaduw van overtreding. Acht menschen zijn hier op visite bij de drie bewoners van het huis. Voordat ze afscheid nemen, willen ze een psalmversje samen zingen. Welk kwaad steekt daarin? Uw handelwijs acht ik geheel en al onwettig, en ik voor mij denk er niet aan om nu te vertrekken."

Toen zweeg Scholte Lodink. Hij knikte even zijn dochter toe, en wendde zich vervolgens naar Albrecht. Wilde hij den jongen man iets zeggen? Zijn dichte wenkbrauwen had hij hoog opgetrokken, er lagen rimpels in 't voorhoofd, en diepe groeven om den mond. Na zijn verhaal was 't gesprek tusschen moeder Christine, Johanna en Albrecht slechts traag.

Woord Van De Dag

slonsige

Anderen Op Zoek