Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juni 2025


"Met Sancho Panza's geeseling zal het langzaam vooruitgaan; maar eindelijk zal de aanminnige Dulcinea van Toboso u toch in haar vollen glans weer verschijnen." "Verder verlang ik niets te weten," zeide Don Quichot en trad terug. "Maar gij, Sancho Panza, wilt gij het hoofd niet eene vraag voorleggen?" "Ei, te vragen had ik genoeg, maar ik wil 't kort maken," zei Sancho.

Allen stonden over haar prachtig uitzien verbaasd, en vooral Sancho Panza, die intusschen teruggekeerd was, kon niet ophouden haar te bewonderen, en verklaarde haar voor de schoonste dame, die hij nog ooit in zijn leven gezien had. Hij vroeg heimelijk den pastoor, of die niet wist, wie zij was. "Zeker weet ik dat, vriend Sancho," antwoordde de pastoor, om den schildknaap wat te foppen.

Don Quichot schrikte, Sancho werd doodsbleek en zelfs de hertog en de hertogin staarden met angst en ontzetting de vreemde huiveringwekkende gedaante aan, die nu met holle, gesmoorde stem de woorden liet hooren: "Ik ben Montesinos en kom in het gevolg der aanminnigheid en schoonheid, om den edelen ridder Don Quichot te verkondigen, dat zijne hooge gebiederesse Dulcinea van Toboso kan onttooverd worden, indien Sancho Panza, zijn schildknaap, zichzelf drie duizend en drie honderd slagen op zijn breeden rug toetelt.

De vreemde vertelde de geheele geschiedenis nog eens, en toen nog eens, totdat Sancho Panza haar goed genoeg meende begrepen te hebben, om er zijn oordeel over te zeggen. "Mij dunkt," sprak hij, "dat ik dat dingetje wel zal klaren. 't Geval komt eenvoudig hierop neer: De man verklaart onder eede, dat hij over de brug wil gaan, om aan de galg te sterven.

Dit luidde: "Aan Don Sancho Panza, stadhouder van het eiland Barataria. Eigenhandig of door den secretaris te openen." "Wie is hier mijn secretaris?" vroeg Sancho, na het adres te hebben vernomen. "Ik, genadige heer," antwoordde een der aanwezigen en trad voor. "Ik kan lezen en schrijven en ben een Biscayer." "Nu, als dat waar is, dan kunt gij secretaris zelfs van den keizer zijn.

"Wat is dat?" schreeuwde Sancho, toen hij den vreemde nu eens goed had aangekeken. "Waarachtig, 't is Tomé Cecial, mijn naaste buurman!" "Geen mensch anders, mijn oude vriend Sancho Panza," zei de ander; "en als ge een weinigje geduld hebt, wil ik je van haver tot gort vertellen, hoe en waartoe ik hierheen ben gekomen.

De geestelijke zette zich tegenover hem, terwijl gastheer en gastvrouw hem in hun midden namen. Sancho Panza, die bij alles tegenwoordig was, stond versteld en verbaasd over al de eer, die hier zijn meester werd bewezen, en kwam nu tot het vaste besluit, om dien ook verder op zijne avontuurlijke tochten getrouwelijk te volgen.

"Nu, ik wil hopen, dat gij eindelijk door schade en schande wijs wordt," antwoordde Sancho Panza. "Voorts is 't maar best, dat wij ons zoo spoedig mogelijk uit de voeten maken. De politie heeft voor dolende helden bitter weinig ontzag en zou, als zij u in handen kreeg, aan uwe ridderschap spoedig een treurig einde maken. Zie, dat gij weer op Rocinante komt, en laat ons vluchten."

Ieder ander, dan onze onverschrokken ridder, zou deze omstandigheid als een noodlottig voorteeken hebben beschouwd; doch hem versterkte zij slechts in zijn heldhaftig voornemen. Toen al dat fladderend roofgedierte zich een uitweg had gebaand, sprong hij in den afgrond neer; de vreemde heer en Sancho Panza vierden langzaam de lijn, en Don Quichot verdween aldra in de donkere, gapende diepte.

Middelerwijl werd het ten volle licht en zag de ridder, dat hij zich in een dicht boschje van kastanjeboomen bevond, welker groene takken het uitzicht beletten. Daar hij echter nog altijd dat schrikbarend stampen vernam, nam hij afscheid van Sancho Panza, herhaalde hem zijne vroegere aanwijzingen, gaf Rocinante de sporen en ging op weg, terwijl de schildknaap langzaam te voet achternakwam.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek