Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juli 2025


Sancho Panza kwam dadelijk op den gevallen ridder toeloopen, die er leelijk gehavend uitzag. »Ach, uw genaderiep hij uit, »heb ik u niet gezegd, dat het windmolens waren, en dat alleen iemand, die windmolens in zijn hoofd heeft, er anders over denken kon

Geen mensch hielp hem op of had medelijden met hem; veeleer werden de fakkels terstond uitgedaan, een nieuw krijgsgeschreeuw ging uit de rauwe kelen op, de kreet "Te wapen!" werd onophoudelijk herhaald, en eindelijk liep zelfs de geheele schaar over den armen Sancho Panza heen, waarbij ieder in 't voorbijgaan een zwaren zwaardstomp of slag op zijn plankenharnas liet neerkomen.

Ook Sancho Panza verhief zijne stem, om den ridder tot staan te brengen, doch met hetzelfde gevolg. "Heer, bedroefde ridder," schreeuwde hij hem na, "waar wilt gij dan eigenlijk naar toe? Welke booze duivel is in u gevaren, dat gij zelfs tegen ons eigen heilig geloof wilt vechten?

Ziende, hoe zijn heer zoo gevaar liep van zandruiter te worden, sprong nu Sancho Panza van zijn grauwtje en liep achter den ridder aan, om hem bijstand te verleenen. Voordat hij hem bereikte, was het ongeluk al gebeurd. Don Quichot lag zoo lang als hij was op den grond, en Rocinante lag naast hem.

Terwijl Don Quichot in diep gepeins zijn weg vervolgde, keek Sancho Panza, over 't gelukken van zijne list in zijn vuistje lachend, vroolijk rond en ontdekte een wagen, die met allerlei vreemde gedaanten en personages beladen was. Hij maakte Don Quichot daar opmerkzaam op, en beiden staarden het wonderlijk schouwspel verbaasd aan.

Toen de ambtenaar zich door iemand van zulk een jammerlijk uitzicht zoo barsch behandeld zag, werd hij driftig, nam de lamp en wierp haar Don Quichot met zooveel geweld naar het hoofd, dat men een harden bons hoorde. Vervolgens liet hem in het donker liggen en ging brommend en pruttelend heen. "Ei," sprak Sancho Panza, "als dat geen lomperd is, dan laat ik mij hangen.

Zij onderscheidden voor en na eene menigte gedaanten in witte hemden, die den armen Sancho Panza het verschrikkelijkste toeschenen, dat zijne oogen ooit nog op aarde hadden aanschouwd. Hij trilde en beefde, en zijne tanden klapperden, alsof hij eene zware koude koorts had. Toen de lichten nog nader kwamen, zagen zij bij de twintig mannen in lange, slepende tabbaarden.

Sancho Panza was al dien tijd radeloos op den heuvel blijven staan, waar hij de dolheden van zijn heer aanzag, zich de haren uit den baard rukte en het uur verwenschte, dat hem met den ongelukkigen dolenden ridder in kennis had gebracht.

Terwijl hij dienaangaande nog in 't onzekere was, kwam Sancho Panza nader en riep hem vol schrik toe: "Heer, ik zeg, dat het roekeloos en dwaas zijn zou, tegen zulk eene legermacht op te rukken. Bedenk, dat men tegen een keisteenenregen weinig uitrichten kan, en dat het doldriest zou zijn, een krijgsheer aan te tasten, dat dood en keizer tot aanvoerders heeft en waarin engel en duivel meevechten.

De hertogin steeg van haar paard en vatte, met eene korte jachtspies gewapend, post op eene plaats, waar gewoonlijk wilde zwijnen plachten uit te breken. De hertog en zijn gast volgden haar voorbeeld en dekten haar aan weerszijden. Sancho Panza bleef op eenigen afstand achter hen op zijn grauwtje zitten, dat hij uit vrees voor mogelijk gevaar niet durfde verlaten.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek