United States or Belarus ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ja, dat is zoo," erkende Sancho; "ik voel zoo'n koelte in mijn zij, alsof 'k den wind uit duizend blaasbalgen kreeg." Sancho Panza had het rechte woord getroffen, want inderdaad waren 't een paar groote blaasbalgen, die hem van frissche lucht in overvloed voorzagen. De hertog had alles zoo goed ingericht, dat zelfs de elementen meewerken moesten om de luchtreizigers in hun waan te versterken.

Voordat hij wegreed, verzocht Don Quichot hem, zijne broeders weder bijeen te roepen en hun in zijn naam vergiffenis te vragen voor het kwaad, dat hij hun bij vergissing had aangedaan. En Sancho Panza voegde er bij: "En als uwe vrienden weten willen, wie hen zoo deerlijk toegetakeld heeft, zeg hun dan, dat het Don Quichot van La Mancha, de Ridder van de Droevige Figuur, is geweest."

De beide kudden waren nu vrij dichtbij gekomen, en ieder mensch met gezonde hersens moest zien, dat het schapen en rammen waren en anders niet. Don Quichot bleef nochtans verblind. "Uwe lafhartigheid, Sancho Panza, benevelt uw verstand," zeide hij met fierheid. "Als gij bevreesd zijt, blijf dan vrij achter en berg uw leven.

Een wijde mantel van zwarte stof omkleedde zijne forsche ledematen, en twee kleine duiveltjes, zoo verfoeilijk leelijk, dat Sancho Panza er voor wegkroop, begeleidden hem en waren nagenoeg evenzoo gekleed als hij zelf. Toen die kar tegenover Don Quichot stilhield, rees de daarin zittende grijsaard van zijne kussens overeind en riep met luider stemme: "Ik ben de wijze Lirgandeo!"

Sancho Panza tastte dadelijk in den zak, om aan hun verlangen te voldoen, maar ontdekte tot zijn schrik, dat hij het boekje moest verloren hebben. Hij werd doodsbleek van schrik, woelde en grabbelde in al zijne zakken om en geraakte in zulk eene vertwijfeling, dat hij haar en baard uitrukte en zich met beide vuisten zoo in het gezicht sloeg, dat het bloed hem uit den neus sprong.

Daarbij bemerkte hij, wat schandelijk spel daar met zijn schildknaap gedreven werd, en dit gezicht bracht hem in de grimmigste woede. Hij zag Sancho Panza in de lucht op- en neervliegen als een bal, dien een knaap opgooit en weer opvangt, en zou zeker om dit zonderlinge schouwspel hebben moeten lachen, indien de gramschap over zulk eene mishandeling van zijn dienaar niet zoo sterk was geweest.

De gravin en hare dames zijn van hare baarden bevrijd, Malambruno is dood, en de heerschappij over het koninkrijk is aan de rechte handen teruggegeven. Zoodra de schildknaap Sancho Panza zijne zelfkastijding volbracht heeft, zal ook de schoone Dulcinea hare vroegere gedaante weder aannemen en in de armen van haren dapperen ridder en bevrijder snellen.

"Gij zult een dolenden ridder, als ik ben, ontdekken, die zoo even van zijn strijdros steeg en zich onder het kletteren zijner wapenrusting op de aarde uitstrekte." "Ja, waarachtig, ik zie hem," verzekerde Sancho Panza. "Wat zullen wij met hem aanvangen?" Op dit oogenblik richtte de vreemde ridder, die dat gefluister vermoedelijk vernomen had, zich op en vroeg barsch: "Wie is daar?

"En al zou ik er voor in de hel komen, toch moet ik de grot bezien," verklaarde Don Quichot en reed regelrecht op het naaste dorp aan, om daar te overnachten en zich van de vereischte touwen en strikken te voorzien. Hij kocht daarvan tot eene lengte van honderd vaam, en begaf zich den anderen dag met den vreemden heer en met Sancho Panza naar de gevaarlijke plaats.

Den volgende morgen zetten Don Quichot en Sancho Panza, na van hun reisgenoot tot zoover, den vreemden heer, vriendschappelijk afscheid te hebben genomen, hun tocht verder voort. Zij kwamen aan de rivier de Ebro, welks helder doorzichtig water den dolenden leeuwenridder uitstekend behaagde.