Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juni 2025
Te gelijk verhief hij zijne stem en riep: "Sancho! Sancho!" dat het wijd over het veld klonk. Sancho Panza vernam dien roep, keerde zich om, zag het witte vaantje en zei: "Ik laat mij levend villen, als mijn heer de wilde beesten niet overwonnen heeft; want zie, hij wenkt ons en zijn vaan wappert in den wind."
Don Quichot gaf Rocinante de sporen en reed vooruit. Toen hij echter in de nabijheid van het groote gebouw was gekomen, zag hij wel, dat hij niet het slot eener edele prinses, maar enkel de kerk van het dorp voor zich had. "Het is de kerk," zeide hij, onaangenaam verrast. "Ja, dat zie ik," zeide Sancho Panza, "en de hemel geve maar, dat wij niet op het kerkhof ons graf vinden.
Terstond stond Don Quichot op en naderde met Sancho den onbekende, die zich van het gras half oprichtte en onzen ridder uitnoodigde, aan zijne zijde plaats te nemen. Sancho Panza vervoegde zich intusschen bij den wapendrager van den vreemden dolenden ridder, en zij evenals de ridders begonnen elkaar nu hunne ontmoetingen en avonturen te vertellen.
Maar nu wou die schraalhans mij maar vier realen geven, waaruit uwe genade zien kunt, wat een gemeene en onbeschaamde rekel hij is. Ik maakte mij boos over zijne inhaligheid, wij kregen harde woorden en 't einde van 't lied was, dat wij de degens trokken en elkaar te lijf gingen." "En wat hebt gij van uwen kant te zeggen?" vroeg Sancho Panza den anderen rustverstoorder.
Zij stegen van hunne dieren, lieten Rocinante en grauwtje vrij rondloopen en zich op het groene gras vergasten, vlijden zich onder een boom neer, openden hun knapzak en verteerden in vrede en eensgezindheid, wat daar in te vinden was. Sancho Panza had verzuimd beide dieren de voorpooten te koppelen, daar hij ook niet verwachtte, dat Rocinante uit lust en moedwil de vette weide verlaten zou.
"De hemel behoede u, gij pronk en sieraad van de dolende ridderschap!" riep Sancho Panza hem na. "Daal neer, gij hoofd van ijzer, hart van staal en arm van metaal! Moogt gij behouden het daglicht weer aanschouwen, waarvan gij daar in den afgrond niet heel veel te zien zult krijgen."
Die mannen in het zwart zijn eerwaardige monniken van de Benedictijner orde en hebben zeker zoomin eene prinses als eenige andere edele dame geroofd. Hoed u, dat gij door uwe inbeelding niet allerleelijkst in de klem komt." "Sancho Panza, zwijg stil!" gebood Don Quichot op hoogen toon.
Met groote verwondering bemerkte hij echter, dat van de drie geen spoor te ontdekken was, en vroeg dus zijn schildknaap, of die haar reeds buiten het dorp had gezien. "Wel zeker heb ik dat," zei Sancho Panza. "Heeft uwe edelheid dan geen oogen in het hoofd en ziet de prinses niet, die daar aankomt, schitterend als de zon en flikkerend als tienmaal honderdduizend diamanten."
Misschien lukt het ons wel 't paleis van uwe gebiedster te vinden, dat mijnentwege in den grond mag verzinken, zoo veel ergernis heb ik er al van gehad." "Sancho Panza," zeide de ridder op dreigenden toon, "ik raad u, met achting van alle dingen te spreken, die met mijne gebiedster ook maar van verre in verband staan.
Zoo dreef dan de voerman zijne muilezels op zij, bracht de vreemde heer zijn schimmel in veiligheid en zorgde Sancho Panza, dat hij met zijn grauwtje op eerbiedigen afstand kwam. En toen gebood de ridder op dreigenden toon, dat men de hokken zou openen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek