Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juni 2025
Voorzichtig vroeg Kees aan den gids of er geen groote riam in de nabijheid was. De man verklaarde, dat er in de bovenloop veel stroomversnellingen waren. Den volgenden dag zou men die bereiken. Het kwam er nu op aan, de goede te herkennen. En het eenige herkenningsteeken was de groote kawangboom.... Den volgenden dag kwam men inderdaad in het hoogere land en daarmede in de stroomversnellingen.
Zoodra het schip aan de kade gelegd was, kwamen vele nieuwsgierige Vlissingers aan boord om een en ander van de laatste gebeurtenissen ter zee te vernemen. Jonge Kees echter troonde Huib mee naar het voorschip en zeî: "Vertel me nu de geschiedenis van onzen "Goeden Vaêr!" We hebben nu volop den tijd!"
»Kom maar vlug! De antoe's hebben ons toch ook geen kwaad gedaan. Maak voort, wij moeten verder!" »Ik voel, dat ze mij naar beneden zullen werpen, heer! Zij grijpen mij al bij de beenen," jammerde de Dajak. »Dat is de angst, lafaard!" brulde Kees. »Als je niet komt, gaan wij verder. En dan moet je daar dood hongeren. Er is geen andere weg!"
»Ja, hij is dood!" herhaalde Amat. »De antoe's hebben hem naar beneden getrokken; dat is hun eerste waarschuwing," zei een der Dajaks met sidderende stem. Kees huiverde. Maar zich bedwingende, riep hij: »Vooruit, mannen! Ik zal voorgaan!" Zonder een woord te spreken, en diep onder den indruk van het gebeurde, gingen ze op weg.
Kees vernam ook, dat het pad naar het dorp van Petinggi Datoek zeer slecht begaanbaar was en men gemakkelijk zou kunnen verdwalen. Toen Marti het maal gereed had, gingen beiden eten en daarna legde Marti zich op zijn mat, om te slapen. Kees echter had nog geen haast. Hij wilde nog wat met de Dajaks praten.
»Welk dorp is het voornaamste?" vroeg Kees weer. »Het huis van Petinggi Datoek, heer." »Is dat nog ver en kunnen we daar gemakkelijk komen?" »Twee dagen loopen, heer." »Dan kunnen we er morgenmiddag zijn," zei Kees tot Marti. Hij wist wel, dat een Dajak op reis gewoon is veel tijd te verpraten in de huizen, die hij passeert.
Op zekeren dag toen hij, na reeds in drie zeemansherbergen vruchtelooze pogingen aangewend te hebben, de vierde taveerne binnentrad, hoorde hij opeens uitroepen: »Wel heb ik van z'n leven! Kees! Klaas! Gerrit! Zeg, is dat schipper Van Halen niet!" Van Halen keek verrast op en zag nu aan een van de verste tafeltjes vier van zijn vroegere matrozen zitten.
Al was hij een volgeling van Mohammed geworden, als gewezen Dajak kon hij het geloof aan tooverij en de hulp der antoe's nooit geheel van zich afzetten. Kees hernam: »Het is jammer, dat ze hier zoo bang zijn voor die Sibaoe's. Als ze durfden, zouden ze hun vijanden best kunnen verslaan en het land uitjagen. Ja, daar moet ik eens over nadenken en er met Petinggi Datoek over spreken.
"Een eerepenning? Hoe kom-je daaraan?" De knaap vertelde het, maar onderwijl hij dat deed werd Huib steeds onrustiger. Hij keerde zich heen en weer en riep eindelijk: "Er uit, ik moet er uit! Help me dan toch, ik moet er uit!" Daar stond hij van zwakte te waggelen als eene eend. "Jonge Kees, je zal het verder brengen dan ik, dat zal je!
Ook Smit zweeg, om den dajong krachtiger te kunnen hanteeren. Een vol uur ging voorbij in moeizamen arbeid. Toen hervatte Kees: »Zou het nog lang duren, voor we aan land moeten gaan? Dat kan dunkt me niet, want de oevers worden steeds hooger. En zoodra het terrein beslist bergachtig wordt, moeten we de djaloer aan den kant vastleggen en gaan loopen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek