United States or Chile ? Vote for the TOP Country of the Week !


Deze schenen door de onverwachte ontmoeting nog verschrikter dan zij zelf. Een Dajaksche begroetingskreet van Marti stelde hen echter gerust en nu kwamen ze dichterbij, om te vernemen, wat de vreemdelingen wenschten. »Zijt gij mannen van den stam der Sibaoe's?" vroeg Kees. »Ja, heer!" antwoordde een der Dajaks. »Gelukkig, dan zijn we eindelijk aan ons doel!" riep Kees uit.

Eerst scheen het voor de genoemde familie een geluksdag te zullen worden, want reeds vroeg in den morgen deden zij eene gelukkige vondst, maar al spoedig veranderde de blijdschap in groote treurigheid. Doch laat ik u geregeld vertellen, wat er gebeurde. 't Zal ongeveer half zes in den morgen geweest zijn, toen Trijn, de vrouw van Kees van der Vliet, ontwaakte.

Marten lachte er smakelijk om, dat de vaandrig zoo'n bespottelijk figuur maakte, en Kees baste zoo geweldig met zijn zware stem, en hij keek den krijger met zijne fonkelende oogen zoo nijdig aan, dat deze besloot, zich niet al te dicht in de nabijheid van dat dier te wagen. Opnieuw legde hij aan, en met een hevigen knal brandde het schot los. Thans trof hij beter.

Kees ontstelde, zag mij aan, en bleef mij een oogenblik met strakke oogen aanzien; daarop vatte hij weer een mouw van mijn ooms zondagschen rok en begon op nieuw te borstelen. Er liep een traan over zijn wangen. "Foei, Kees!" zei ik, "dat moet niet wezen: ik zie waterlanders, dunkt me". Keesje veegde zijn oogen met de mouw van zijn vest af en zei: "'t Is een schrale wind, meheer Hildebrand".

"Wou-je me dan altemet ook vriendelijk hebben? Zeker ben ik boos, en ik zeg nog eens, ik wou dat je twintig zeemijlen van me af waart!" "'t Was een ongelukje, Kees, 't was een ongelukje! Jij bent een veel te flinke "jooi" om jou te mishandelen. Beloof me, dat je 't me vergeven zult, dan vertel ik u morgen, als we in Vlissingen liggen om gekalefaat te worden, de historie van onzen "Goeden Vaêr!"

Kees, Marti en een aantal Dajaks, die de vluchtende achterhoede gevolgd waren, kwamen te laat, om nog aan het gevecht deel te nemen; de lichamen van doode en gewonde Sibaoe's bedekten ook hier den grond. Nu begon een weerzinwekkend tooneel. De Kenjaoe's begonnen hun gevallen vijanden te snellen. Ook voor gewonden was geen genade. Kees wendde zich vol afgrijzen af.

Santje huilt van pijn, en Kees bedenkt zich geen oogenblik; zijn anders zoo goedige oogen fonkelen; met één fikschen sprong is hij den boozen Dorus genaderd; Griet ziet de woede van Santjes vriend, en lacht niet meer; neen ze wordt angstig.

Je hebt het heel slim overlegd," zei Kees, die het verhaal van zijn trouwen helper met vreugde had aangehoord. »Maar vertel me eens, Marti, waarom doe je zooveel moeite! Ik weet, dat je er niet erg op gesteld bent, om naar de Sibaoe's te gaan. En ik dacht, dat je heel blijde zou zijn, wanneer de reis niet zou kunnen doorgaan." »Dat is zoo, heer! Ik voor mij zou veel liever terugkeeren.

»Dat is zoo, Marti, maar ik wantrouw dien man. Ik geloof, dat we voorzichtig met hem moeten zijn." »Het is jammer, heer; zijn diensten zouden uitstekend te pas kunnen komen, want de Dajaks hier hebben veel vertrouwen in hem." »Ik zal er nog eens over denken, Marti; je hebt misschien wel gelijk." Kees verzonk in gedachten. Waar en wanneer kon hij dien Amat toch ontmoet hebben?

Hij greep Kees met zijn vrije hand aan, wierp hem van zich af, en volgde in stormpas zijn vaandrig, die al op grooten afstand op den dijk voortholde. Kees rende den Hopman na en beet hem gevoelig eerst in de eene en daarna in de andere kuit, maar toen de Hopman eenmaal het hek uitgejaagd was, meende hij zijn plicht te hebben volbracht.