United States or Puerto Rico ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Er afblijvenwas mijn antwoord. En ik liet er op volgen: »Hoor eens, Bob, je bent mijn vriend, maar als je aan de toetsen komt, krijgen we ruzie, daarvoor sta ik je borg. Ik wil het bepaald niet hebben. Toe Bob, ga nu heen.» »Wat heb-je een praats! 't Is jou orgel toch niet? Ik heb er evenveel over te zeggen als jij, zou ik meenen

»'t Is niets, hoor Piet, kom maar hierzei Bob lachend. »Je hebt je weer eens leelijk te pakken laten nemen, neefje. Ha-ha-ha-haPieter kwam behoedzaam nader. »Dáár is het, dáár, vlak voor jezei hij huiverend, toen hij om den hoek van de deur keek. »Och, bange Piet, dat prentje heb ik er van middag opgeteekend met een zwavelstok. Kijk, hier heb-je nog een tweede spook

Ik ben erg blij, dat je me niet in den steek laat. Heb-je het bij me thuis verteld?" "Neen, nog niet. We hebben gewacht, tot Flipsen naar huis ging, en zijn toen dadelijk hierheen gekomen." Jan en Piet lagen plat op den grond, met hun hoofd voor de tralie. Het venster was laag bij den grond, ongeveer zoo lag als een keldervenster.

"Ja, geef maar hier." Dik haalde den sleutel uit het slot, en wond er een dun touwtje om, dat hij stevig vastknoopte. "Hier heb-je hem, Flipsen. Eer je het touwtje er af hebt, ben ik thuis." "Je behoeft me anders niet te wantrouwen, Dik, want eene belofte breek ik nooit. Maar zoo is het ook goed." Dik gaf den sleutel en ging naar huis.

Ze had gedacht, dat ze er alleen nog maar wat in was gebleven, omdat ze dien nacht slecht geslapen had, en 't stelde haar hevig teleur, toen Else huilerig zei: "O, nee; ik voel me zoo vervelend, en m'n hoofd is zoo raar; toen 'k daar net even uit bed was, dacht ik, dat ik om zou vallen; en ik heb ook heelemaal geen trek." "Heb-je 'n boterham gegeten en je eitje?"

Ziedaar, schoone jonkvrouw, Daar heb-je mijn hand van trouw, En daarop zoen ik jou. Het oude danslied vindt men vooral nog terug in het kinderlied. Wij zagen herhaaldelijk, hoe een oud gebruik overal elders werd uitgeschakeld, om in onzen tijd bij de kinderen terecht te komen; zoo b.v. het Paasch- en St.

"Ja," zei Dik, "maar die tralie is er." Piet van Dril, wiens vader smid was, vatte het ijzer aan, en begon er met kracht aan te trekken. "'t IJzertje zit goed vast, Piet?" vroeg Dik. "Niet erg!" antwoordde deze. "Ik kan het gemakkelijk heen en weer bewegen. De bout is sterk genoeg, maar het kozijn niet. Dat is al tamelijk vermolmd. Heb-je geen mes?"

"Maar Go, kindje; wat is er gebeurd?" begon hij verschrikt, maar toen ze z'n stem hoorde, ging er opeens 'n schok door haar heen, en 't betraand gezicht opheffend fluisterde ze nerveus: "Ga weg, Gerard; hoe kom-je hierbinnen? Hield ze je niet tegen? Heb-je 'n scène gemaakt?" "Wie? Ik heb niemand gesproken." En z'n oogen staarden verbaasd haar aan.

"Dat heeft u zelf gezegd." "Nu jongen, een hit kun-je toch ook opeten!" riep Dik terug. "Maar ga nu slapen, en laat je geluid niet meer hooren." Jantje zweeg. Hij was verdrietig, omdat hij geen mooien tol kreeg, of een zak met knikkers. "Iets lekkers, bah, wat heb-je daar nu aan?" dacht hij. De koele nachtlucht had hem huiverig gemaakt, en de warmte van het bed deed hem behaaglijk aan.

Tot hij z'n sociaal-democratie heeft gevonden, mevrouw Roland Holst; ja, die heb-je nu zelf gehoord. Heeft 't jou niets gegeven?" Ja, ík vond 't heel mooi. Maar zoo iets is niet genoeg...." "Niet voor jou misschien. En voor mij ook niet.