Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 mei 2025
Terwijl zij met elkander vochten, de een om de tassche te houden, de andere om ze terug te nemen, sprak Lamme stille tot Uilenspiegel: Luister: serjanten in huis ... ze zijn gevieren ... in een kleine kamer met drie meidekens.... Twee buiten voor u, voor mij.... Heb willen weggaan ... ben belet geworden.... De deerne met heur goudlinnen kleed is eene verklikster ... Stevenijne, ook verklikster!
Te tien uren kwamen vier vendrigs; de hoplieden deden de poorten van vier kloosters openen en bevalen den gevangenen gevieren achter de pijpen en trommels te gaan, tot aan de plaats, waar men hen zou doen stilstaan. Sommige straten waren rood van 't bloed; en zij stapten naar 't Galgeveld. Hier en daar waren de weiden bemorst met plassen bloed; overal was er bloed op de muren gespat.
Zij zag Donaat's hand bibberend uit de zwarte mouw van zijn jas reiken naar een stoel en dezen naderschuiven bij Sörge. Zij zag de wankelende Cordule hare twee korte, dikke armpjes gebruiken om een zetel te verschuiven. Naderhand moest Sabine eene flesch madera opdienen en een schaal met beschuiten. Ze deden gevieren bescheid. De oudjes zegden niets, knikten wel, hoestten stillekens.
Na 't diner ze hadden gevieren sprakeloos hun soep en hun vleesch met groenten gegeten sloot Ursule zich in hare kamer op en Goedele lanterfantte bij 't klavier, behagen vindend in eene fantastische reeks van Grieg.
Paul klom op den hooizolder, ging vogels vangen, keilde steenen over den poel, of sloeg met een stok op de groote vaten, die hol opklonken als trommen. Virginie voerde de konijnen, vloog vooruit om korenbloemen te plukken, en om haar rappe beenen wipten de geborduurde strooken van haar broekje. Op een herfstavond keerden ze gevieren door de weilanden huiswaarts.
Gevieren tante Olympe was thuis gebleven om alles weg te ruimen wat tot een pijnlijke herinnering aanleiding kon geven gevieren volgden ze te voete de koetse en ze zagen even, in hun voortdurend geween, de menschen van weerskanten groeten en verwonderd blijven staan, al kijkend naar dien rijkemans wagen rijzekens begeleid.
't Doet, zei Uilenspiegel. En Lamme slaakte eenen zucht van verlichting. En ze reden samen voort. De ezel, met hangende ooren, trok traagzaam de kar. Lamme, sprak Uilenspiegel, wij zijn gevieren: de ezel, die op goed geluk naar distelen zoekt; gij, dikzak, die uwe wederhelft achternazit; zij, de teedere en zoete geliefde, die iemand vindt, harer onweerdig, 't is te zeggen mij, den vierde.
Gevieren begaven zij zich op weg, de dame op hare witte hakkenei met zwart fluweel getuigd; de bottelier met zijn waggelenden buik; Uilenspiegel, die de hakkenij bij den breidel hield, en Bibulus Snuffius, die, met den steert in de lucht, fier naast zijn meester stapte.
Schande over u, eenden, ganzen en kalkoenen die gij zijt! "Dat moeten schoone predikantjes zijn, daar gij met hoopen luisteren gaat naar de leugenen, die zij uitbraken en daar de meidekens des nachts naar hunne sermoenen trekken, zoodat de stad binnen negen maanden vol kleine geuskens en geuzinnekens zal steken? Zij waren daar gevieren, vier truwanten, die preekten op 't kerkhof.
"Gij zijt onbarmhartig voor mij, Jakob. Vertel zooveel gij wilt, ik antwoord niet meer." "Dit is mij gelijk, indien gij mij slechts laat spreken. Ziehier de zaak. In het dorp Neerglabeek waren eens boerenknechts, op eenen heiligendag onder de hoogmis, in eene herberg. Zij zouden gaarne met de kaart gespeeld hebben, maar daartoe moesten zij gevieren zijn, en zij waren slechts gedrieën.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek