United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Maar we moeten volstrekt mevrouw Stork hebben." "Die kent Gerrit in het geheel niet," merkte Witse aan. "Goed!" antwoordde zijn gemalin. "Voor mijn rekening; zij zal hem wel bevallen; 't is een allerinteressantste vrouw. Weetje wel dat er bij Vernooy een nichtje gelogeerd is? Dat is ook een vreempje. Nu; hoe meer hoe liever. Maar dan dienen er nog een paar heeren ook bij. De jonge Hateling?"

"Dus zij is binnen?" viel Elsje hem haastig in de rede en zonder zijn antwoord af te wachten, liep ze de smalle gang door en de kamer achter den winkel in. De kruidenier volgde haar terstond. "Lieve tijd, wat is dat?" riep zijn vrouw, ontsteld van haar stoel opspringend, toen ze Elsje zag. "Wat moet dat jonge dametje hier, Gerrit? En in die dunne kleeren...."

Wie weet, wat wij nog eens beleven, o jas!... ik denk er dikwijls an... ...jij bent dan nèt zoo grijs gebleven... ...alleen ontwaart men, misschien, èven ...een gaatje met wat rood d'r an... Maand-overzicht. Het is nu een maand geleden, dat ik met u te samen ging wonen, Jan, Gerrit, Gijs en Jacob, en in dien maand zijn wij soldaten geworden.

"Mijn kind, mijn kind!" riep de ongelukkige vrouw, de knieën der jonge dame omarmende. "Mijn kind is dood!" Hare stem verzwakte, hare handen gleden naar beneden, haar hoofd zakte doodsbleek op den grond. "Help deze vrouw, dokter!" zei Klaartje Donze. "Zij ligt van haarzelve. Is haar dochter gestorven?" "Neen, juffrouw Donze," stamelde Gerrit ontroerd. "Haar dochter is niet dood.

De schapewol speelde in het nijvere Hilversum natuurlijk een groote rol, en Gerrit Veen, die het Schapenkamp stichtte, moet de eerste tapijtfabrikant zijn geweest, die zijn fabrikaat naar het buitenland verzond.

Maar weet je wel waar jij veel op gelijkt?" "Neen, weet jij dat?" "Jawel, je gelijkt precies op een, die altijd ontevreden is! Schort er wat aan?" "Ja, Adriaan, er schort wat aan en dat ik ontevreden ben, dat is waar!" "Zoo," zegt de Smeerdieker met een langgerekten uithaal, "zoo, ik docht ik dat er bie joe niks kon besannen!" "Zoo, Gerrit, dacht je dat? Nou, maar dan heb je 't mis, hoor!"

Hij huivert en onwillekeurig brengt hij zijn hand op de plaats, waar ’t taschje verborgen is; ’t kost hem moeite zich staande te houden, als hij de ernstige stem van zijn vrouw weer verneemt, die, tot Gerrit sprekend, zegt: „En weet je wel, Gerrit, dat nou misschien de sorteerder, die ze verloren heeft, als dief wordt aangezien door jou schuld en...” „Maar ik dacht....”

Dat evenwel deze bijzonderheid, in de schatting der eenvoudige Clara, den genadeslag gaf aan den persoon van Gerrit Witse, dien zij zich nu onmogelijk anders voor kon stellen dan als den verwaanden wijsneus met de gele handschoenen van de promotie, spreekt vanzelf en wordt door een ieder gevoeld die aan neuswijze knapen en gele handschoenen een hekel heeft.

En zelfs met zoodanige kaart voor zich, levert het volgen van den weg, zoo als die in het verhaal van Gerrit de Veer wordt omschreven, eigenaardige moeilijkheden op, omdat de oude hollandsche namen, waarmede hij kapen en inhammen, zeeëngten en eilanden, aanwijst, allen verdwenen en door anderen vervangen zijn.

"Al een maand!" zei Jannetje en bleef voor zich kijken. "Bunschoten is niet ver," meende Gerrit. "Bijna vijf uren loopen," hernam Jannetje, "me dunkt het!" "Ik zal het je maar zeggen: ik ben er benoemd... maar ik heb er niets geen moeite voor gedaan, dat moet je niet denken hoor." "Waarom zou ik het denken?" vroeg Jannetje stijfjes.