Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 mei 2025


Keeren wij tot de straat Chanvrerie terug. Eensklaps hoorde men tusschen twee losbrandingen in de verte het slaan eener klok. "'t Is middag," zei Combeferre. Nog vóór den twaalfden slag stond Enjolras op, en beval van de hoogte der barricade met donderende stem: "Brengt de straatsteenen in het huis. Stapelt ze in de vensterbanken.

De vier mannen, sjouwers met breede schouders, plaatsten zich, zonder iets te doen dat de aandacht van den man der Billettes-straat kon trekken, achter de tafel waaraan hij zat. Zij waren blijkbaar gereed zich op hem te werpen. Toen naderde Enjolras den man en vroeg hem: "Wie zijt gij?" Bij deze plotselinge vraag, richtte de man zich verschrikt op.

"'t Moet een fijn wijntje zijn," merkte Bossuet op. "Gelukkig, dat Grantaire slaapt. Zoo hij wakker was, zou 't moeielijk zijn deze flesschen te redden." In weerwil van het gemor, nam Enjolras de vijftien flesschen in beslag, en opdat niemand er aan raken zou en zij als heilig zouden zijn liet hij ze onder de tafel plaatsen, waarop de oude Mabeuf lag.

Hij wendde het hoofd om en zag in de straat St. Denis, aan het einde der straat Chanvrerie, Enjolras met een karabijn, Gavroche met zijn pistool, Feuilly met zijn sabel, Courfeyrac met zijn degen, Jean Prouvaire met zijn musket, Combeferre met zijn geweer, Bahorel met zijn snaphaan voorbijgaan, benevens de geheele gewapende onstuimige hoop die hen volgde.

Daar men niet meer eten kon, regelde Enjolras het drinken. Hij verbood den wijn, en stelde den brandewijn op rantsoen. Men had in den kelder vijftien volle verzegelde flesschen gevonden. Enjolras en Combeferre onderzochten ze. Toen Combeferre weder de keldertrap opging, zeide hij: "'t Is van den ouden voorraad van vader Hucheloup, die in den beginne kruidenier is geweest."

"Nog geen veertien dagen geleden, trok hij mij bij het oor van de kornis der Koningsbrug, waar ik een luchtje schepte." Enjolras verwijderde zich haastig van den straatjongen en fluisterde zeer zacht een dichtbij staanden werkman van de Wijnhaven eenige woorden toe. De werkman verliet het vertrek, en kwam zeer spoedig weder binnen, vergezeld van drie anderen.

Zij is niet hooger dan vier voet. De man is stevig gekneveld. Men zal hem daarheen voeren en fusilleeren." Op dit oogenblik was iemand nog koelbloediger dan Enjolras; dit was Javert. Thans verscheen Jean Valjean. Hij bevond zich in de groep der opstandelingen, trad te voorschijn en zeide tot Enjolras: "Zijt gij de kommandant?" "Ja." "Gij hebt mij zoo aanstonds bedankt." "In naam der republiek.

De oogen reeds gesloten, had hij de gewaarwording alsof een forsche hand hem greep, en de bezwijming, waarin hij zijn bewustzijn verloor, liet hem nauwelijks den tijd, tot deze gedachte, waarin zich een laatste herinnering aan Cosette mengde: "Ik ben gevangengenomen en zal gefusilleerd worden." Enjolras, die Marius niet onder de gevluchten in de herberg zag, had dezelfde gedachte.

Merry, die sedert den vorigen avond geen oogenblik gezwegen had; een bewijs dat de andere barricade, de groote, die van Jeanne, zich nog altijd staande hield. Deze hoop werd van de eene groep naar de andere overgebracht, met een verheugd en tevens vreeselijk gefluister, het oorlogsgegons van een zwerm bijen gelijkende. Enjolras verscheen weder.

In een afgezonderden hoek en als beveiligd achter 't biljart, hadden de soldaten, die hun blik op Enjolras vestigden, Grantaire niet opgemerkt, en de sergeant was gereed om zijn commando "legt aan" te herhalen, toen zij eensklaps in hun nabijheid een forsche stem hoorden roepen: "Leve de republiek! Ik behoor er toe." Grantaire was opgestaan.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek