Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juni 2025
"Ge zijt toch zoo verteederend mager van verliefdheid." "Helaas!" "In uw plaats zou ik haar laten loopen." "Dat is gemakkelijk gezegd." "En gedaan. Heet zij niet Musichetta?" "Ja, och, mijn goede Bahorel, 't is een voortreffelijk meisje, zeer geletterd, met kleine voetjes en kleine handjes, net gekleed, blank, en met oogen als van een kaartlegster. Ik ben dol op haar."
Tegenover het dreigend gevaar, tegenover den dood van den heer Mabeuf, dit somber raadsel, tegenover den gesneuvelden Bahorel, terwijl Courfeyrac om hulp riep, tegenover den bedreigden knaap, en zijn vrienden, welke hij of te hulp komen of wreken moest, was alle weifeling verdwenen, en met zijn twee pistolen in de hand had hij zich in het gewoel gestort.
In zijn gedachte schiep hij door de wijsgeerige welsprekendheid van Combeferre, de cosmopolitische geestdrift van Feuilly, de wegsleependheid van Courfeyrac, de vroolijkheid van Bahorel, de droefgeestigheid van Jean Prouvaire, de wetenschap van Joly, de spotternijen van Bossuet, een soort van electrisch geknetter, dat alom een weinig vuur vatte. Allen waren aan 't werk.
Ieder had zijn post voor den strijd ingenomen. Drie-en-veertig opstandelingen, waarbij Enjolras, Combeferre, Courfeyrac, Bossuet, Joly, Bahorel en Gavroche, lagen geknield in de groote barricade, zoodat hun hoofden, met de kruin er van gelijk waren, terwijl zij hun geweren, als in schietgaten, op de steenen lieten rusten, en aldus oplettend, zwijgend wachtten, gereed om te vuren.
Zijn vest verschrikte een voorbijganger, die ontsteld riep: "Daar zijn de rooden!" "Het roode, de rooden!" hernam Bahorel. "Een grappige vrees, burger. Ik ben niet bang voor een klaproos, en roodkapje boezemt mij volstrekt geen vrees in. Geloof mij, burger, laten wij de vrees voor het roode aan het hoornvee over."
Zij kwamen van de kade Morland, zonder das, zonder hoed, buiten adem, doornat van den regen, met bliksemende oogen. Gavroche naderde hen bedaard. "Waar gaan wij heen?" vroeg hij. "Ga maar mede," zei Courfeyrac. Achter Feuilly ging, of liever, sprong Bahorel, als een visch in het water des oproers. Hij droeg een rood vest en sprak woorden die alles vernielden.
En Marius hoorde Combeferre antwoorden: "Ge hebt ongelijk, Bahorel. De burgerluidjes hebben het treurspel lief en daarom moet men hen op dit punt in rust laten. De pruiken-tragedie heeft recht van bestaan, en ik behoor niet tot dezulken, die namens Eschylus haar dat recht betwisten.
Telkens wanneer Marius in- en uitging, zette hij zorgvuldig de tralie van het hek weder terecht, zoodat niets merkbaar was. Gewoonlijk verwijderde hij zich tegen middernacht en keerde tot Courfeyrac terug. Deze zeide tot Bahorel: "Kunt ge het gelooven? Marius komt tegenwoordig te een uur 's morgens te huis." Bahorel antwoordde: "Wat zal ik zeggen! men kan de vromen nooit vertrouwen."
Bijna deed ze hem pijn. Het scheen hem, dat dezen jongelingen niets heilig was. Marius hoorde over alles zulk een zonderlinge taal voeren, dat het zijn nog beschroomden geest hinderde. Er hing een schouwburgbiljet, dat de opvoering van een oud zoogenaamd classiek treurspel aankondigde. "Weg met het treurspel, waarmeê de burgerlui zoo hoog loopen!" riep Bahorel.
Zoo de anderen meer licht gaven, hij gaf meer warmtestof, en had werkelijk alle hoedanigheden van een middelpunt: rondheid en straling. Bahorel had in den bloedigen oploop in Juni 1822, bij gelegenheid der begrafenis van den jongen Lallemand een rol medegespeeld.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek