Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juni 2025


"Ge zijt wel gelukkig," zei Joly; "ge hebt een liefje, dat altijd lacht." "Dat is juist een fout in haar," antwoordde Bahorel. "De minnares, die men heeft, mag niet lachen. Dat spoort u tot bedriegerij. Zoo ge haar vroolijk ziet, hebt ge geen wroeging; maar ziet ge haar treurig, dan voelt ge uw geweten." "Ondankbare! 't Is zulk een lief gezicht als een vrouw lacht!

Gij, Courfeyrac, spreek met de polytechnici. 't Is vandaag hun uitgaansdag; Woensdag. Gij, Feuilly, zult die der Glacière spreken, niet waar? Combeferre heeft mij beloofd naar Picpus te zullen gaan. Daar is een heerlijk gekrioel. Bahorel zal de Estrapade bezoeken. De metselaars verflauwen, Prouvaire; ge moet ons tijding brengen uit de loge van de straat Grenelle-Saint-Honoré.

Bahorel was een vroolijk wezen, maar lastig in gezelschap, moedig, verkwistend, verspillend, soms edelmoedig, praatachtig en welsprekend, soms stoutmoedig en driest; de beste drommel ter wereld, met onbeschaamde vesten en roode denkbeelden; een rumoermaker in 't groot, die niets liever had dan twist of 't moest oproer, niets liever dan oproer of 't moest revolutie zijn, die immer gereed was de glazen in te slaan, de straatsteenen op te breken of een gouvernement om te werpen om er de gevolgen van te zien, en thans studeerde in zijn elfde academiejaar.

Jansmarkt, waar de wachtpost reeds ontwapend was, zich aangesloten bij een bende, aangevoerd door Enjolras, Courfeyrac, Combeferre en Feuilly. Zij waren genoegzaam gewapend. Bahorel en Jean Prouvaire hadden hen wedergevonden en vermeerderden de groep. Enjolras had een jachtgeweer met dubbelen loop.

Het zijn gesprekken met plotselinge wendingen, waarbij eensklaps het verschiet verandert. Het toeval is de machinist dier gesprekken. Een ernstige gedachte, op grillige wijze uit het gegons van een gesprek geboren, schoot eensklaps door den woordenstroom, waarin Grantaire, Bahorel, Prouvaire, Bossuet, Combeferre en Courfeyrac verward dooreen schermden.

Bahorel, die juist Bossuet antwoordde, wilde zijn geliefkoosde classieke houding weder aannemen. Door het luisteren vergat hij het echter. Enjolras, wiens blauwe oogen op niemand gevestigd waren en in het ledige schenen te staren, antwoordde zonder naar Marius op te zien: "Frankrijk heeft geen enkel Corsica noodig om groot te zijn. Frankrijk is groot, omdat het Frankrijk is. Quia nominor leo."

Aan den hoek van een muur viel hem het onschuldigste plakkaat ter wereld in het oog, een verlof om eieren te mogen eten, een mandement van den aartsbisschop van Parijs aan zijn "kudde." Bahorel riep: "Kudde; een beleefde manier om ossen te zeggen." Hij scheurde het plakkaat van den muur. Hierdoor won hij het hart van Gavroche. Van dit oogenblik af begon Gavroche belang in Bahorel te stellen.

Hij wendde het hoofd om en zag in de straat St. Denis, aan het einde der straat Chanvrerie, Enjolras met een karabijn, Gavroche met zijn pistool, Feuilly met zijn sabel, Courfeyrac met zijn degen, Jean Prouvaire met zijn musket, Combeferre met zijn geweer, Bahorel met zijn snaphaan voorbijgaan, benevens de geheele gewapende onstuimige hoop die hen volgde.

Zie hier hoe de voornaamsten onder hen heetten: Enjolras, Combeferre, Jean Prouvaire, Feuilly, Courfeyrac, Bahorel, Lesgle of Laigle, Joly en Grantaire. Deze jongelieden vormden door hun onderlinge vriendschap een soort van gezin. Allen, uitgezonderd Laigle, waren uit het zuiden. Deze groep was merkwaardig. Zij is verdwenen in de onzichtbare diepten, die achter ons liggen.

Van hen sprekende zeide hij: 't Zijn boeren en geen burgers; daarom hebben zij verstand. Bahorel, een grillig mensch, was in alle koffiehuizen te vinden; de anderen hadden gewoonten, hij niet. Hij flaneerde. Dwalen is menschelijk. Flaneeren is parijsch. In den grond was hij scherpzinniger en diepdenkender dan hij eigenlijk scheen.

Woord Van De Dag

schapenhoedster

Anderen Op Zoek