United States or Czechia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men kan overigens aan de begrafenis ontbreken, zonder aan het oproer te ontbreken." "O! bij het oproer doe ik mee," riep Joly. Laigle wreef zich de handen: "Men zal dan nu de revolutie van 1830 gaan verbeteren. Inderdaad zij drukt en knelt het volk." "Uw revolutie is mij schier onverschillig," zei Grantaire. "Ik haat dit gouvernement niet. 't Is de kroon door de slaapmuts getemperd.

Zij gingen aan een tafeltje zitten. De herberg was ledig, er was niemand dan zij. Gibelotte, die Joly en Laigle kende, zette een flesch wijn op de tafel. Terwijl zij met de eerste oesters bezig waren, verscheen een hoofd boven het trapluik, en een stem zeide: "Ik kwam voorbij en rook op de straat een heerlijken geur van Briekaas, en daarom kom ik." 't Was Grantaire.

"Joly, leen mij tien sous," zei Laigle, en zich tot Grantaire wendende: "Leen mij tien sous, Grantaire." Dit maakte twintig sous, welke Laigle aan den knaap gaf. "Ik dank u, mijnheer," zei het jongetje. "Hoe heet ge?" vroeg Laigle. "Navet, de vriend van Gavroche." "Blijf bij ons," zei Laigle. "Ontbijt met ons," zei Grantaire.

Voor dat men de "zaal" der restauratie binnentrad, las men dit vers, hetwelk Courfeyrac met krijt op de deur geschreven had: Régale si tu peux et mange si tu l'oses! Men weet dat Laigle de Meaux veeleer bij Joly dan elders te huis was. Hij had een woning, zooals de vogel een tak heeft. De twee vrienden woonden, aten, sliepen samen. Alles hadden zij in gemeenschap, zelfs een weinig Musichetta.

"'t Was een heerlijk schouwspel," zei Joly. "Hoe stil is 't in deze straat!" riep Laigle. "Wie zou zeggen, dat Parijs het onderst boven ligt? Men ziet duidelijk, dat hier eertijds alles klooster was! Du Breuil en Sauval en de abbé Leboeuf geven er de lijst van.

Zie hier hoe de voornaamsten onder hen heetten: Enjolras, Combeferre, Jean Prouvaire, Feuilly, Courfeyrac, Bahorel, Lesgle of Laigle, Joly en Grantaire. Deze jongelieden vormden door hun onderlinge vriendschap een soort van gezin. Allen, uitgezonderd Laigle, waren uit het zuiden. Deze groep was merkwaardig. Zij is verdwenen in de onzichtbare diepten, die achter ons liggen.

Spoedig was een halve flesch geledigd. "Hebt ge een gat in de maag?" vroeg Laigle. "Gij hebt er ten minste een aan den elleboog," zei Grantaire. En na zijn glas geledigd te hebben, voegde hij er bij: "Nu, arend der lijkredenen, uw rok wordt oud." "Het doet mij genoegen," hernam Laigle. "Daarvan komt het, dat mijn rok en ik zoo goed voor elkaar passen.

De knaap antwoordde: "Ik kan niet; ik behoor bij den optocht; ik moet schreeuwen: weg met Polignac!" En strijkvoetend, 't geen de eerbiedigste groet is, ging hij heen. Toen de knaap weg was, zeide Grantaire: "Dit is een echte straatjongen van Parijs!" Intusschen peinsde Laigle; hij zeide halfluid: "A B C beteekent: Begrafenis van Lamarque."

"De groote blonde," merkte Grantaire op, "is Enjolras, die u laat waarschuwen." "Willen wij gaan?" vroeg Bossuet. "Het regent," zei Joly. "Ik heb gezworen in 't vuur te gaan, maar niet in 't water. Ik wil niet verkouden worden." "Ik blijf hier," zei Grantaire. "Ik houd meer van een ontbijt dan van een lijkkoets." "Dus: wij blijven," hernam Laigle. "Nu, dan gedronken.

Grantaire nam een tabouret en zette zich. Toen Gibelotte Grantaire zag, zette zij nog twee flesschen wijn op de tafel. Dit maakte te zamen drie. "Wilt gij dan twee flesschen ledigen?" vroeg Laigle aan Grantaire. Grantaire antwoordde: "Allen zijn schrander, gij alleen zijt onnoozel. Nooit hebben twee flesschen een man verschrikt." De anderen waren begonnen met eten. Grantaire begon met drinken.