Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Ik heb hem gekend. Hij heette vader Mabeuf. Ik weet niet, hoe 't heden met hem was. Hij was altijd een eenvoudige sukkel. Bezie zijn hoofd eens." "Het hoofd van een ouden sukkel en het hart van Brutus," antwoordde Enjolras. Met verheffing van stem vervolgde hij: "Burgers! Dit is een voorbeeld, 't welk de ouden den jongeren geven. Wij aarzelden, hij kwam! wij deinsden terug, hij trad vooruit!
Door zijn neiging voor afzondering, had hij er bepaald van afgezien, in het genootschap over te gaan, waar Enjolras presideerde. Overigens waren zij kameraads gebleven en bereid elkander bij gelegenheid op allerlei wijzen te helpen; meer echter niet. Marius had twee vrienden, een jongen, Courfeyrac, en een ouderen, Mabeuf. Hij helde het meest tot den laatsten over.
Hij trad regelrecht naar Enjolras; de opstandelingen verwijderden zich van hem met godsdienstige vrees; hij ontrukte de vlag aan Enjolras, die als versteend achteruit trad, en toen, zonder dat iemand hem durfde tegenhouden, of helpen, beklom deze tachtigjarige grijsaard, met waggelend hoofd en vasten voet, langzaam de in de barricade van straatsteenen gemaakte trap.
Te twee uren in den nacht kwam hij bij Courfeyrac te huis en wierp zich gekleed op zijn matras. 't Was helder licht, toen hij in slaap viel, in dien vreeselijken zwaren slaap, welke de gedachten in de hersenen dooreen doet woelen. Toen hij ontwaakte, zag hij in de kamer Courfeyrac, Enjolras, Feuilly en Combeferre, allen met den hoed op het hoofd, en zeer druk, gereed staande om uit te gaan.
"Gij een geweer!" zei Combeferre. "Waarom niet?" hernam Gavroche; "ik had er een in 1830, toen men met Karel X plukhaarde!" Enjolras haalde de schouders op en zeide: "Wanneer de mannen er allen hebben, zal men ze aan de kinderen geven." Gavroche wendde zich fier om en antwoordde: "Zoo ge vóór mij sneuvelt, neem ik het uwe." "Straatjongen!" zei Enjolras. "Melkmuil!" zei Gavroche.
Bij den muur!" riep Enjolras, "allen op de knieën langs de barricade!" De opstandelingen, die verspreid voor de herberg stonden en bij Gavroches komst hun posten hadden verlaten, ijlden dooreen naar de barricade; maar vóór dat Enjolras' bevel volbracht was, geschiedde een losbranding met het vreeselijk gekraak van schrootvuur. 't Was werkelijk een schrootschot.
Hij scheen de omstanders niet te hooren, die tot elkander zeiden: "Ziedaar een geweer, dat niets uitricht." Toen Enjolras het bevel gaf, stond hij op. Men herinnere zich dat, bij de komst van den volkshoop in de straat Chanvrerie, een oude vrouw een matras voor haar venster had gehangen, om zich tegen de kogels te beveiligen.
Hij hernam op hoogen toon: "Dat zij, die vreezen met minder dan dertig te zijn, spreken." Het gemor vermeerderde. "'t Is overigens," merkte een stem in een groep aan, "gemakkelijk te zeggen heen te gaan. Maar de barricade is omsingeld." "Niet aan den kant der Hallen," zei Enjolras. "De straat Mondétour is vrij en door de Predikerstraat kan men de Markt des Innocents bereiken."
De soldaten stieten de deuren der huizen open, waaruit geschoten was; terwijl tegelijkertijd de cavalerie de samenscholingen op de boulevards uiteendreef. Deze bedwinging geschiedde niet zonder dat gewoel en gerucht, 't welk aan een botsing tusschen het leger en het volk eigen zijn. Dit was het, wat Enjolras in de tusschenpoozen van het kanon- en geweervuur hoorde.
Zoodra men aan de verflauwing van hun vuur bespeurt, dat zij noch lood noch kruit meer hebben, gaat men tot de bestorming over. Enjolras was in dien strik niet gevallen; de barricade antwoordde niet. Bij ieder pelotonsvuur, stak Gavroche zijn tong uit, ten teeken van de hoogste verachting. "Goed," zeide hij, "scheurt linnen. Wij hebben pluksel noodig."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek