United States or Equatorial Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Al wat geduld en zachtheid vermochten, werd door den vader beproefd. Strengheid alléén echter, ijzeren tucht had dit dwars gewassen riet kunnen rechtbuigen: en dáártoe stond de hand van Lodewijk Malthus niet. Na eene lange, smartelijke worsteling, bij welke hij voelde dat hij meer en meer het onderspit dolf, moest hij het opgeven.

Toen het gelach even bedaard was, zei Hans, als om zich te verontschuldigen, half schreiend: "maar, paatje, Leni zei het toch." "Ja, ja, Leni zei het ook, ventje," en weer proestte oom Karel het uit. "'t Is maar een kip, een witte kip," brulde Dolf. "Is er, is er dan geen sneeuwwitje?" vroeg Hans. "En waar zijn dan de dwergjes, zijn er óók geen dwergjes?" vroeg Bob.

En toen Door Nel later iets in het oor fluisterde en Dolf vroeg, of er ook een verfkwastje was, zei mijnheer Van Brakel lachend: "'t Is hier wel een tijd van geheimpjes, dat moet ik zeggen." "Nu, kinderen, 't is tijd om naar bed te gaan. De tweelingen en Leni slapen zeker al lang." "Ja, kom Nel, wij moeten morgen vroeg op," zei Door, "want"....

Hij zal een aardig speelkameraadje voor onzen Dolf zijn. Die is toch zoo dikwijls alleen." "Ik weet niet, wat ik van zijn verhaal denken moet," zei Dolfs vader, "maar als het jullie plezier doet, houd het kind dan hier." "Och, ja, Pa!" riep Dolf. "Dan kunnen we heerlijk samen spelen. Kom maar, Gustaaf!"

Als een pijl uit den boog vloog hij vooruit, rende weer terug, sprong dan tegen dezen, dan tegen dien op en was zoo dol, dat het niet veel gescheeld had, of hij had Fritsje in zijn blijdschap omgegooid. "Koest, Fox, koest, we weten wel, dat je blij bent," zei Dolf, "maar als je zoo begint te rennen, hou je het nooit uit." "Wat is het toch heerlijk buiten," zei moeder.

"Komen jullie toch eens hier," riep hij. "O Bob, blijf zoo stil zitten, ze moeten je allemaal zoo eens zien." Nel en Leni proestten het uit, toen ze Bob in den grooten kuil zagen zitten met alleen zijn bovenlijf er uit. Hansje klapte in de handen. "O, Bobbie, wat een mooi plaatsje." "Kom er maar gauw uit, kleine vent," zei Dolf en gaf Bob een hand.

Hans vindt chocoladeboontjes met likeur het lekkerst en ik met fondant. We zijn alleen van buiten tweelingen." "Kies jij maar gerust, hoor," zei Nel. "Door weet er niets van. Zij zegt altijd zulke "onmogelijk" gekke dingen." "Nu maar weer voorwaarts marsch," commandeerde Dolf, nadat er een tijdje gerust was. "Anders komen we veel te laat thuis." "Daar is het land al, dat we over moeten."

En, als waanzinnig, bukte zij zich over het lichaam van Uilenspiegel en kuste zij het met tranen en snikken. De burgemeester, de schepenen en de boer hadden medelijden, maar de pastoor zeide en herhaalde gedurig met blijdschap: De groote Geus is dood, God zij geloofd! De boer dolf vervolgens een graf, legde Uilenspiegel er in en bedekte hem met zand.

"Ik durf wedden, dat ze daarin zitten. Dat is net iets voor oom Karel." Nel en Dolf renden er naar toe. Vader en Leni konden zoo vlug niet. Maar voor ze bij de coupé kwamen, was mijnheer Van Lichtenvoorde met zijn beide jongetjes al uitgestapt. 't Was een vroolijke begroeting. "Zagen jullie onze vlaggetjes wel?" vroeg Hans. "Nou, òf we," zei Dolf.

"Dat is niets, die onbeleefdheid en dat nog wel op jouw verjaardag, zal ik hem wel gauw afleeren," zei oom. "Dolf, haal mij eens een kopje water, dan zullen we "extraatje," eens een bad geven." Nauwelijks had de egel het water gevoeld, of hij begon zich te ontrollen. "O, kijk hem eens, kijk hem eens," riepen Dolf en Nel. "Zie hem eens boos kijken," lachte Door.