Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 mei 2025


Kijk eens, wat een biceps ik krijg, zei Cecilius, schoof zijn mouw hooger en spande zijn blanken, ronden arm, waarop van biceps geen spoor was. Nou, maar ik ook, zei Cecilianus en spande den zijne. Als jullie te veel biceps krijgen, kan je niet meer de "eerste-vrouwerollen" spelen, zei de dominus. O, zoo een vaart loopt het niet.... .... Nog l

Mag ik een stuk brood? vroeg Cecilianus, die op een tafel een soldatenbrood zag. Prætorianenbrood? vroeg een der soldaten. ja! ja! En zij zetten zich schrijlings, in hun malve tunieken, over de bank. Het roode lampje-licht speelde in hun gouden rozen, aan de slapen. Zij knabbelden hartelijk in een homp soldatenbrood en dronken den wat zuren wijn. Zij vonden dien heerlijk.

Jij ook niet, Afer? smeekte Cecilianus. Zal je niet hard slaan? Dan krijg je.... Ja, dan krijg je van me.... Twee as, Afer.... Twee as, lieve Silus, als je niet hard slaat. De caterva lachte; de tooneelknechten lachten: zij hieven zelfs lachend de zweepen op. Au....!! gilde Cecilianus en trok zijn onderrug in. Maar de knecht h

Ja, zei Cecilianus. Dat zie je ook, overmorgen. En ik sprak er Martialis: die was er met al de andere edele heeren en die zei me, dat hij epigrammen zoû maken op

Maar, ventjes, zoodra we stappen hooren.... door het park, of buiten op straat.... als de bliksem in het wachthuis, begrijp je.... En morgen niet met gouden rozen op jullie koppetjes.... Oppassen.... want van nacht wachten we niet minder dan de Keizerin af, die is er met Fabulla en Domitilla van door.... Naar de Christenen maar, zei Cecilianus.

Ja, dat wel.... Als je er maar eens ùit kon.... Wat is er achter het muurtje van het atrium? Eens kijken....? Zij liepen langs het marmeren dolfijntje, dat in zijn staart een Amor omkrinkeld hield, die de voetjes stak in de lucht. En zij heschen zich op, aan het muurtje. Pas op je mooie tuniek, zei Cecilius. Kan mij wat schelen! meende Cecilianus. Ze heschen zich en tuurden uit.

En Lavinius Gabinius' oogen flonkerden als die van een leeuw, zijn grauwe haar fladderde als manen om zijn herschapen dominus-gezicht toen hij Cecilius en Cecilianus met den vinger wees op het proscænium te komen. De jongens wisten er alles van: dreigen zoû het zijn en dan.... tòch niet met de zweep.

De moeder van Cecilius en Cecilianus wendde het gloeiend gelaat naar de Keizerin. Ja, Augusta, bekende zij, de oogen neêr geslagen; toen glimlachend, ze op slaande naar de vraagster.... Quintilianus.... vroeg Plinius bijna schalk; hoe vindt ge onze Hero en Leandros?

Niemand durft meer schelden, fluisterde Cecilianus zijn broêrtje in. En jij, fluisterde Cecilius; zit in een draagstoel, net als je moeder.... Hoe was de salutatio? vroeg, met zachte stem, Martialis. Plinius fluisterde terug. De Keizer had de ontbodene Senatoren, Consulairen, Aanzienlijken lang laten wachten.

Dat hadden zij zoo geleerd: zoo te wrijven versterkte de stem. Zij wreven elkaâr ook de ruggen, om beurten liggende op den buik, onder de schaduw der rozen, wrijvende de een, speelsch, den ander. Wie zijn jullie? vroegen baders, nieuwsgierig. Wie? deed Cecilius dom. Jij.... Hij? wees Cecilius Cecilianus. En jij? Wie wij zijn? Ja, ja.... Wie wij beiden zijn??

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek