United States or Ukraine ? Vote for the TOP Country of the Week !


WAARD. Luister, luister! JULIA. Is hij daarbij? WAARD. Ja, maar stil, laat ons luisteren! Wie is Silvia? wat is zij? De jong'lingschap omzwiert haar. Heilig, schoon en wijs is zij; Door 's Hemels gunst versiert haar Al wat roem geeft en waardij. Even goed is zij als schoon; Dit schenkt haar alvermogen; Amor koos haar oog ter woon En ziet nu door haar oogen, Zit, niet blind meer, daar ten troon.

Deze begon vrijmoedig aldus: Zoo groot, o Amor, is het goede, Dat ik door u gevoel, en de blijdschap en de vreugde, Dat ik gelukkig ben in uw vuur te branden.

Filostrato antwoordde, dat hij gaarne wilde en zonder verwijl begon hij op deze wijze te zingen: Weenend toon ik, Hoe een hart zich met recht beklaagt, Omdat Amor in zijn geloof is bedrogen. Amor, die eerst In mijn hart haar heeft gesteld voor wie ik zucht, Zonder op heil te hopen, Gij hebt haar zoo vol deugd getoond.

Ik kwam aan den bordj, waar mijn gevolg zich al had geïnstalleerd, en Amor Nefti was reeds bezig voor een vuur van rookende takken geduldig een magere kip te braden, gestoken aan den doorn van een gomboom.

Voorzeker, ik verzette mij er tegen met al mijn deugd, te willen dat, waartoe deze natuurlijke zonde mij aantrok, noch aan u noch aan mij schande zou veroorzaken. Hiertoe hadden voor mij de barmhartige Amor en de welwillende fortuin een weg gevonden en mij die aangewezen, waardoor ik zonder dat iemand het merkte, mijn verlangen kon voldoen. En dat wat gij hebt bewezen en weet, ontken ik niet.

Terwijl ik peinsde over ons broos bestaan, En hoe zoo schielijk 't leven weer moet vluchten, Weende in mijn hart Amor in droefnis groot; Waardoor ik, van verbijstering ontdaan, In mijn gedachten klagelijk verzuchtte: "Ook voor mijn Vrouwe komt toch ééns de Dood."

Daar dit, Amor, u niet behaagde, Mij die beslistheid te geven, Dat mijn Heer mijn hart kent, Hetzij door een boodschap of door een teeken, Vraag ik u de genade, mijn zoete heer, Dat gij tot hem gaat en hem te herinneren, Den dag, toen ik hem zag met schild en lans Met andere ridders in strijd, Toen ik hem bleef aanschouwen. Zoo verliefd, dat mijn hart er van vergaat.

Zwaar moest ik boeten, dat ik Amor smaadde; Zijn hooge vorstenwil heeft mij gestraft, Met bitter vasten, met berouwvol stenen, Met tranen 's nachts, met hartezuchten daags; Als straffe voor mijn smaad heeft Amor mij Den slaap verjaagd van de onderworpen oogen, Hen wakers bij mijn harteleed gemaakt. Mijn Proteus!

Toen Dioneo dit hoorde, hield hij op met de grappen en begon spoedig aldus te zingen: Amor, het levendige licht Dat uit de schoone oogen van mijn liefste straalt, Heeft mij tot Uw slaaf gemaakt en tot den hare.

Ik heet Amor! antwoordde hij. Kent u me niet? Daar ligt mijn boog. Daarmee kan ik schieten. Kijk, nu is het weer goed weer; het maantje schijnt! Maar je boog is bedorven! zeide de dichter. Dat zou jammer zijn, zeide de kleine knaap, nam hem op en bekeek hem. O, hij is al weer droog en hij is weer goed. De pees is juist goed strak geworden. Ik zal hem eens probeeren.