United States or Faroe Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat is hij vreemd, dacht ze. Ik begrijp hem niet. Maar ik heb hem lief; ik kan niet anders. Lief lief ... wat vreemd dat dat bestaat! Ik wist nog niet, dat dat bestond! Ik ben niet meer mezelve: ik word een ander! Wat zoû hij van mij willen...? En hoe zonderling: ik ben getrouwd geweest, ik heb twee kinderen? Wat zonderling, dat ik twee kinderen heb! Het is me of dat niet zoo is. Ach, en ik hoû toch zoo van ze, mijn ventjes! Maar d

.... Ik ben erg ongerust, heer caupo; tobde de dominus. Ik begin èrg ongerust te worden, om Cecilius en Cecilianus, mijn twee "eerste-vrouwerollen." Het zijn heel kostbare ventjes en ik ben altijd bang ze te verliezen. Het zijn tweelingen, heer caupo; zestien jaar, denk ik: ik heb ze.... ja, ik heb ze gekòcht in Syracuze, toen ze nauwelijks drie jaar waren. Ja, ik heb ze zeker al sedert dertien jaar.... Ze zijn op de pædagogia geweest; o, ik heb zoo veel geld voor ze uitgegeven.... Ze hebben les in

Maar, ventjes, zoodra we stappen hooren.... door het park, of buiten op straat.... als de bliksem in het wachthuis, begrijp je.... En morgen niet met gouden rozen op jullie koppetjes.... Oppassen.... want van nacht wachten we niet minder dan de Keizerin af, die is er met Fabulla en Domitilla van door.... Naar de Christenen maar, zei Cecilianus.

Zij keken verlangend de taveerne in, achter de ruggen langs der twee knapen, die juist de deur hadden geopend.... Of er niemand uit kwam, te gelijk dat er binnen gingen die twee blonde jongens, in éen wijde abolla gehuld. De mantel omgaf hun beider ondeugende tweelinggezichten. De zittende meiden, daar ginds, riepen de taveerne in. Riepen zelfs naar de blonde ventjes.

Ma troostte hem met een stukje hondekaak en een hompje kaas. Na 't ontbijt zijn ma en ik een flinke wandeling met Bruno gaan doen. Ma wilde Miekie, geloof ik, ook wel mee hebben, omdat ze het zoo stil vond zonder haar ventjes, maar dat ging natuurlijk niet. Toen we den hoek van de straat omsloegen, kwamen we Pollo tegen. Dat was een vroolijke ontmoeting tusschen Bruun en hem.

Zij voelden er zoo voor, dat zij, eigenlijk nog niet anders dan instinctmatig, vreesden, dat er eenmaal zoû komen een tijd, dat ventjes als zij de vrouwerollen niet meer spelen zouden.... Zij verdedigden hun terrein. Zij balden zelfs hun kleine vuisten, hun fijne meisjesgezichten rood van boosheid.

't Was een grappig gezicht, die twee aardige ventjes met hunne roode puntmutsjes op de kist te zien zitten tusschen allerlei koffers, doozen, manden enz. "O wee, kijk Julia eens," zei Hans even later. "Zij wil, geloof ik, op het dak gaan en dat mag niet. Juul, Juul, Juul!" riep hij, zoo hard hij kon. "Misschien is zij bang voor ons, omdat we nu op dwergjes lijken."