United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alting, van Rhyn en anderen beweren, dat het woord beteekent Friesche Waterbewoners, waarmede zich latere schrijvers hebben vereenigd, en 't welk ook door den geleerden Ypeij, in zijne Geschiedenis der Nederl. Tale, I. bl. 164, en II. bl 109 en volgg. nader is bevestigd. Plinius noemt dezelve als wonende tusschen het Vlie en het Helium, monden van den Rijn.

De huiden werden daar, naar Plinius bericht, in den tempel van Juno bewaard. Het lijdt geen twijfel, dat Hanno met de wilde, behaarde menschen slechts een Mensch-aap kan hebben bedoeld. Ofschoon hij misschien Chimpanzees voor oogen heeft gehad, is zijn verhaal de aanleiding geweest, dat de reusachtigste van alle Apen "Gorilla" wordt genoemd.

Van Thomas en Scotus zegt hij hier: "Nec spernenda quae Thomas ... dixerunt. "Consequenter" hierbij teekent Sam. Coccejus aan; dat de ouden reeds spraken van een "naturam naturantem" en "naturatam." Plinius, Nat. q. 45. Vis Deum naturam vocare, non errabis; est enim ex quo nata sunt omnia. Cfr. Seneca, l. 4 Benef. c. 7. 8. Proclus, l. 5. c. 9. Tacitus, I Annal. Grotius citeert Cicero, de Off.

Wat zal ik het waardeeren, zoo niets u verhinderen zal onze voorstellingen bij te wonen! Vooral de eerste, waar alles wat Rome voornaam, aanzienlijk, geletterd, geleerd bezit, zal samen stroomen! Ik zal komen, ik zal komen, Lavinius, verzekerde Martialis; en wij zullen allen komen: Plinius, Quintilianus, Tacitus, Frontinus, Suetonius....

Hij zegt: "Maar waarom de Egyptische koningen zich zulke reusachtige onkosten getroost zouden hebben om deze Pyramiden te bouwen, is een vraag van hoogeren aard." Aristoteles zegt dat zij het werk van tyrannie zijn; en Plinius beweert dat de heerschers ze deels uit praalzucht en deels uit politiek bouwden, om het volk bezig te houden en het te bewaren voor muiterij en opstand.

Hij ontbood na hen den ouden Verginius Rufus en Plinius; hij scheen zich geweld aan te doen beminnelijk te zijn: een bui, die meestal niets goeds voorspelde; tot opstaan kwam hij niet. Ziekelijk bleef hij in zijn zetel zitten.

Maar de lezer zal het meest geboeid worden door Plinius' ernstige en nauwgezette beschrijving van het leven en de eigenschappen van de honingbij zooals dat toen ter tijd algemeen werd aangenomen. Zeker hebben maar heel weinige van zijn schilderachtige détails eenigen grond van waarheid.

Verginius Rufus, of gij Plinius, moest aan Crispinus vragen.... Ik? zei Plinius. Het zoû een reden zijn voor den Keizer Cecilius nog langer te houden. Hij danst zelfs niet meer voor den Keizer, hoorde ik, zei Martialis. Hij is óok ziek. En Crispinus.... Hij vertelde van het contract, dat Crispina geteekend had.

Ge hebt ons zelfs geleerd, zei Plinius ter andere zijde van den grijsaard; dat Caïus Gracchus, de grootste redenaar van zijn tijd, bij zijn redevoeringen zich door een fluitist liet begeleiden, die hem op zijn tonarion-fluit den toon aangaf.

Het is jammer, dat Plinius ons geen inventaris heeft nagelaten van de eerste bibliotheek van het oude Rome, die door Asinius Pollio werd gesticht: wij zouden anders in de gelegenheid zijn, zeer leerrijke vergelijkingen te maken.