Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juli 2025


OTTO SWALUE veel toe, om die rigting bij de Friesche predikanten te doen aannemen, waartoe de invoering van den Heidelbergschen Catechismus tevens een gereed hulpmiddel aanbood. Zie dit breeder bij YPEIJ en DERMOUT, Geschied. der Ned. Herv. Kerk, Breda 1822, II 50-66, 177, 181 en Aant. bl. 105 env.

Halmael, aangemerkt, dat de valschheid van dezen brief niet volgt uit de jaarteekening 1239 bij Winsemius, daar het, uit het op den anderen kant der bladzijde gestelde jaartal 1248, genoegzaam blijkt, dat dertich eene drukfout is, en men veertich lezen moet. Ook de Hoogleeraar Ypeij, houdt die dagteekening voor een misslag; men zie zijne Gesch. der Nederl. Taal, II. 318. F. Sjoerds, Fr. Jaarb.

Dat hunne namen in het Friesch GERRIT en MURK waren, zoo als YPEIJ, I 161, wil, is waarschijnlijker dan de meening van WINSEMIUS, 24, dat ze van het geslacht HERMANA en CAMMINGHA zouden geweest zijn. Familienamen en Wapens schijnen hier toch eerst omstreeks den tijd der kruistogten in de 11e eeuw te zijn aangenomen. Uitbreiding van Friesland.

Zie de bijzonderheden daaromtrent bij BRANDT, II 3, 12, 243, 430, III 141, IV 17 env. ook erkend door YPEIJ en DERMOUT, II 213, 219, 230, Aant. bl. 165; LORGION, de Herv. Kerk, 65; VAN KAMPEN, Vad. Geschied. I 476; Karakterkunde, II 19.

Ich gebe dir einen Ochsen und zwei Schaafe und den Raub. Ich schlachte dir alle Gefangene auf deinem heiligen Hartisberge!" De geleerde Ypeij deelt deze bede benevens eene tweede oorkonde, twee of drie jaren later gesteld, toen de Saksen zich aan Karel onderworpen hadden, in de Nedersaksische spraak mede , met een aantal belangrijke taalkundige aanmerkingen vooral op het laatste gedenkstuk.

Alting, van Rhyn en anderen beweren, dat het woord beteekent Friesche Waterbewoners, waarmede zich latere schrijvers hebben vereenigd, en 't welk ook door den geleerden Ypeij, in zijne Geschiedenis der Nederl. Tale, I. bl. 164, en II. bl 109 en volgg. nader is bevestigd. Plinius noemt dezelve als wonende tusschen het Vlie en het Helium, monden van den Rijn.

Hist. ook in het breede betoogd door den Hoogleeraar Ypeij, in het II. D. zijner Geschiedenis der Nederl. Taal, bl. 115 volgg. Over deze vergraving lezen wij in Bilderdyks Geschiedenis des Vaderlands, I. 24: »'t Was natuurlijk dat Drusus, geheel het zuidelijk Land zijner Landvoogdij jaarlijks overstroomd ziende, bedacht was om het Rijnwater af te leiden.

C. Wijbenga, Secretaris van Franekeradeel te Franeker. J. Wijma Jzn. te Leeuwarden. M. Wijt & Zn. Boekhandelaars te Rotterdam. Dr. N. Ypeij, Lid van den Raad der stad Leeuwarden. S. Ypeij, Jur. Student te Groningen. J. H. van IJssel, V. D. M. te Hempens, voor het Leesgezelschap. Jan S. IJzenbeek, Koopman te Harlingen. A. K. Zandstra, Landbouwer te Langweer. D. H. Zandstra, Landbouwer te Langweer.

Gij hoopt doch vrucht'loos, dat de Rede eens zal verwinnen." Zie BLAUPOT TEN CATE, Doopsgez. in Friesland, 208, 351; LORGION, de Herv. Kerk, 240; YPEIJ en DERMOUT, III 455.

Zie dit besluit in het Charterb. V 1194 en bij SCHUTTE, 189; alsmede Reg. Staats-res. 447; YPEIJ en DERMOUT, I Aant. bl. 153. Weinige zijn de bijzonderheden, welke omtrent de overige Luthersche gemeenten in Friesland bekend zijn. De gemeente te Harlingen, te gelijker tijd met die van Leeuwarden ontstaan, had in den beginne gemeenschappelijk met dezen den zelfden predikant.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek