United States or Estonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


OTTO SWALUE veel toe, om die rigting bij de Friesche predikanten te doen aannemen, waartoe de invoering van den Heidelbergschen Catechismus tevens een gereed hulpmiddel aanbood. Zie dit breeder bij YPEIJ en DERMOUT, Geschied. der Ned. Herv. Kerk, Breda 1822, II 50-66, 177, 181 en Aant. bl. 105 env.

Gij hoopt doch vrucht'loos, dat de Rede eens zal verwinnen." Zie BLAUPOT TEN CATE, Doopsgez. in Friesland, 208, 351; LORGION, de Herv. Kerk, 240; YPEIJ en DERMOUT, III 455.

Zie dit besluit in het Charterb. V 1194 en bij SCHUTTE, 189; alsmede Reg. Staats-res. 447; YPEIJ en DERMOUT, I Aant. bl. 153. Weinige zijn de bijzonderheden, welke omtrent de overige Luthersche gemeenten in Friesland bekend zijn. De gemeente te Harlingen, te gelijker tijd met die van Leeuwarden ontstaan, had in den beginne gemeenschappelijk met dezen den zelfden predikant.

Het is waar, de heer Buter las dat in oud-Hollandsch voor, en was door die gehechtheid aan de taal der vaderen wel honderd jaren bij zijn tijd ten achter. De heeren van de Haagsche Synode, die daarom met spot en verachting op hem neerzagen, schreven veel mooier Hollandsch! H. H. DONKER CURTIUS, Pres. J. J. DERMOUT, Secr."

Mozes verkondt den stamhoofden van Israël, dat zoo hun de beoordeeling van 't een of ander verwikkeld geval te zwaar mocht vallen, dit voor hem moet worden gebracht, opdat hij 't berechte. De Heer, wien dit trotsche woord mishaagt, doet daarop de Tselafgadiaansche moeilijkheden rijzen, en ook Mozes weet niet.... De literaire critiek hoogmoedigt sinds jaar en dag tot de kunstlievende en beschaafde gemeente medici, ingenieurs, juristen, enz. enz. "Zoo gij met de beoordeeling van eenig literair werk geen weg weet, kom tot Mij met een hoofdletter en Ik zal het richten, en," zoo voegt ze er allicht op haar betweterige manier aan toe, "als Ik u raden mag, beproef zelfs niet een oordeel te geven, breng het Mij, den Eenig-bevoegde", maar ziedaar ... het lot dat de hoovaardigen vernedert, doet den heer Dermoût en zijn Oorspronkelijke Indische Roman verschijnen, en de critiek staat paf en met haar grooten mond vol tijgerlijke tanden. Welk een onverwachte vernedering! Een hengelaar, die door zijn prooi te water wordt getrokken, een beul, die door de veroordeelden wordt geëxecuteerd! En bleef 't daar nog maar bij, maar o, die gelegenheid tot wraak en Schadenfreude, die ik der kunstlievende en beschaafde gemeente niet gun. Want helaas, dit weet gij nog niet en nu zal ik 't wel blozend en lip-bebijtend moeten erkennen: de residenten, de controleurs, de radjahs, de planters, de koeliedrijvers en de indologen en met hen de smeden, de timmerlui, de geologen, de geographen, de zeevaarders, de water-, de scheeps- en de mijnbouwkundigen, de medici, de machinisten en de smokkelaars, benevens [p.57] de ... och, ik raak buiten adem, laat me maar zeggen, al de medewerkers van Meyers Grosses Konversations-Lexicon,

Kerk, 63 env.; YPEIJ en DERMOUT, I 414, II 241, Aant. bl. 165, en vooral BRANDT, Hist. der Reformatie, II 552, IV 17-22, 285, 288, 766. De Friesche Staten beschouwden die kerkenorde als voor deze provincie "niet prakticabel, en tegen 's lands resolutien strijdig in vele punten."

Geene pauselijke besluiten waren van eenige kracht bij hunne geestelijkheid, indien ze niet door de burgerlijke regering gewettigd waren. Hieruit moet ook verklaard worden, dat de godsdienstleer der kerk hier veel zuiverder, dan wel in andere landen voorgedragen en beleden werd. Zóó was het gesteld in de kerk van geheel Friesland" . YPEIJ en DERMOUT, Geschied. der Ned. Herv.

Zie de bijzonderheden daaromtrent bij BRANDT, II 3, 12, 243, 430, III 141, IV 17 env. ook erkend door YPEIJ en DERMOUT, II 213, 219, 230, Aant. bl. 165; LORGION, de Herv. Kerk, 65; VAN KAMPEN, Vad. Geschied. I 476; Karakterkunde, II 19.

Ik ken ze niet uit elkanderen. Ook Dermout schijnt my toe tot deze schotsche namen te behooren. Anders en kan ik Dermout niet verklaren. Byzonder-iersche namen komen in de Nederlanden veel zeldzamer voor als byzonder-schotsche. Het is dan ook juist aan de overeenkomst van godsdienst toe te schryven, dat meer Ieren zich in de zuidelike als in de noordelike gewesten hebben gevestigd.