United States or Réunion ? Vote for the TOP Country of the Week !


De letterkundige groep om Verginius Rufus en Plinius waardeerde het weêr eens "Plautus te hebben gezien", al was deze vorm dan ook zéer gemodernizeerd, om het vóorspel en naspel van dans en zang der twee "vrouwe-rollen", om de nog modernere fluitmuziek ook, om al het moderne choragium: al die pracht, die Plautus zelve verbaasd zoû hebben doen staan.

Wat heb ik gedáan! verweet Martialis zich. Wie kon ook denken, dat die jongen werkelijk zoo ziek is! Hij stèrft, zei Verginius Rufus; als het langer duurt.... Hij is jòng, meende Juvenalis. Hij is jòng en een gezond, sterk ventje, als zijn broêrtje is, zei Frontinus; maar die knapen zijn éen omdat ze tweelingen zijn en altijd samen geweest zijn.

Onze stèm, bij voorbeeld, kunnen wij zeer zeker scholen naar de methode, waarnaar de tooneelspelers de hunne scholen.... Maar hoe jòng, zeide Verginius Rufus; zijn die knaapjes, die Plinius en Martialis ons mede brachten! Moeten zij reeds, op hun leeftijd, nauwlijks zestien, dunkt mij, groote vrouwerollen spelen en zèggen in een immens theater als dat van Pompeïus is.

Het was of ieder vrijer ademde. De oude Verginius Rufus omhelsde Plinius als een vader zijn zoon, ontroerd. De anderen drukten hem met blijdschap de handen, toch vragende met de oogen....? Neen, er was niets.... De Keizer, somber, had zich ter nauwer nood éen oogenblik onderhouden met de Senatoren, de Consulairen.... Had zich dadelijk terug getrokken. Rondom Plinius gingen de gasten binnen.

Plinius, Frontinus en Quintilianus, rondom den ouden Verginius Rufus, waren wachtende in de volgende, kleinere wachtzaal, die toegang gaf tot de galerij, waar men aan het einde, door het opengetrokken velum, den Keizer meer zag liggen dan tronen.

In onzen vreeslijken tijd, waarin altijd als een donker noodlot hangt boven ieders hoofd, een tijdgenoot te bezitten als Plinius, is bijna een ongelooflijk geluk en een troost. Wie is zoo goed, die tevens zoo rijk is, zoo rustig edel van ziel in deze dagen van krankzinnige overspanning, dat zelfs niet Domitianus durft.... Stt.... edele Verginius! schrikte Quintilianus.

En de Keizer wees Plinius en Verginius Rufus, met wie hij sprak, zeker Carpoforus, dien hij herkende, en die zijn geliefde zwaardvechter was. De jongens bereikten de hoogste omgang. Het was er vol, vol. En het was er warm. Het was er als een roode oven zoo vlak onder het roode, brandende velarium.... En er was geen plaats.

En zij zetten zich, geheel voor op het proscænium, op lage schabellen en begeleidden komiesch met lange, weeke uithalen en getremoleer de woorden van den Prologus. Het is, zeide Quintilianus ontevreden tot Plinius; die wulpsche muziek, die onzen tijd ontzenuwt. Hoor, het is als kattengekrijsch! Ge waardeert toch muziek, beste vriend, zei naast hem Verginius Rufus.

Ik zoû verdwalen, zei Suetonius, zoekende zijn weg: Hermes haastte hem zich voor, geleidde de gasten door een overdekte zuilengang dadelijk terug naar den glazen binnenhof, om 's gastheers komst af te wachten. Zij zetten zich in de ruime cathedræ, om het nymfæum. De beminnelijkste man van onzen tijd, prees de oude Verginius Rufus, die Plinius' voogd geweest was.

En hier, mijne gasten, is de voorspijs.... Verginius Rufus, gij, die tweemaal het keizerpurper weigerdet maar niet weigerdet aan te liggen bij een armen dichter, vergun mij u te zeggen mijn dankbaren trots en bedien u, gij het eerst, van deze gerechten.