Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 3 juni 2025


Vaarwel, mijn Cecilianus: vaarwel, mijn zoet kind, lieve jongen. Ik moet dáar heen, met de makkers, om Domitianus te wreken: hij stond, toen ik het vroeg, toe, dat Cecilius terug kwam. Vaarwel.

Zij gingen weêr een vlucht van trappen op, bevonden zich in het Tribunaal, de keizerlijke loge. Op het tooneel, met enkele roode lampjes verlicht, op het wijde proscænium, liepen, praatten, gebaarden tal van donkere wezens, als schimmen en schaduwen.... De jongens, in den schemer, herkenden hen. Het was de caterva.... Dominus! riep Cecilius. Dominus!! riep Cecilianus, scheller.

Hij heeft het contract opgesteld, waarmede ik mij verbind u Cecilius en Cecilianus te verhuren voor driehonderd sestertiën per dag, met de voorwaarde, dat ik desniettemin over ze beschikken kan zoo ik plotseling, onverwachts, door particulieren te geven Scenische Spelen heb te vertoonen.

Maar Cecilius antwoordde niet, want was in slaap gevallen tegen Colosseros aan, die ook sliep. Hoor jij, Cecilianus? ?? vroeg slaperig Cecilianus, genesteld tegen zijn grooten vriend, den Jager, die hem zorgzaam in zijn mantel omwikkeld had. Slapen jullie? riep de dominus. We slapen allemaal zoo een beetje, dominus, zei Carpoforus; blijf nou óok maar slapen....

Zij kwamen, volgens een zekere hierarchie: de eerste-rollen eerst: na de "grijsaards" en "jongelingen", "parazieten" en matrona-jongens waar toch Cecilius en Cecilianus bleven? kwamen de twee groote "slave"-rollen en twee kleinere "slave"-rollen, twee leno-rollen, twee lena-rollen, vier kleinere rollen, zoowel mannen als jongens; dan de mimus-rollen; dansers, zangers, fluitspelers; dan de machinisten en knechten....

De Apostel had een gebaar met de hand of hij den knaap en den man, het komediantje en den gladiator, zegende. Toen ging hij, den heuvel af, den weg naar Rome op en hem volgden de menschen, zingende, en de dieren blatende. En Cecilianus, staande naast Carpoforus, zag Fabulla: zij liep met de vrouwen mede en zij droegen takken groen. Fabulla! kreet Cecilianus. Fabulla! Heb je Cecilius gezien??

En zij namen alle drie afscheid van Martialis, die terug moest naar zijn huisje, heelemaal bij de Porta Nomentana, en te voet.... Heb je je vijfde epigram voor den Keizer gisteren avond nog gevonden? vroeg Cecilius, al gemeenzaam met den jovialen dichter. Hèb je? riep Cecilianus na.

Wie nog lief heeft de Schoonheid om haar eigen wil, kan de Waarheid met mij niet te moet gaan.... Blijf. En genees. Ik zeg het je, knaap: je broêrtje.... leeft. Je zal hem terug zien. Cecilianus, half opgerezen, was op zijn knieën neêr gevallen. Dank u, heilige heer, zeide hij; om de verzekering, die ge mij geeft. Ik geloof u wel! Ik geloof wel, dat Cecilius leeft....

Cecilianus was, ziek, bij Martialis. Hij kwam niet meer van zijn bed, vermagerd, lag bleek en lusteloos, at niet, klaagde niet meer, kwijnde zichtbaar weg.

Als je nu alles hebt, dominus en jullie, jochies, ook, mag ik dan maar een plaatsje zoeken in de cavea, om je straks te bewonderen? vroeg Cosmus. Ja, Cosmus, zei de dominus. Ja, Còsmus, herhaalde Cecilius ter loops, bij zijn werk, terwijl Cecilianus, geknepen mondje, zweeg.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek