Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 november 2025
Allen zwegen: een der aanwezigen wees op Andries en zeide: "die man is ons komen roepen." "Ja!" zeide Andries, mij aanziende: "ik zal geen grooteluis-kinderen betichten, zoomin als met een kotter een Admiraalsschip aanzeilen; maar wanneer men een bebloed mes in de hand houdt...."
Opeens scheen hij zich te bezinnen, een boosaardige glimlach vertoonde zich op zijn gelaat, en mij scherp aanziende: "gij," zeide hij. "Ellendige!" riep ik: "wilt gij met een leugen de eeuwigheid ingaan?" Een diepe stilte volgde bij de aanwezigen. Reynszen zag mij met een medelijdenden blik aan, terwijl hij de schouders ophaalde als wilde hij zeggen: "gij hoort het."
"'t Is warentig wat te krap," antwoordde hij: "maer in dat geval, wil ik ereis zeggen, as het zoo mot, dan mot het. Maer dat ik er op verdienen zou, zoo as die jonge Heer daer zeit, dat heit ook al niet over; maer 't is net krek of ik jou ken," vervolgde hij, mij aanziende en zich den kop krabbende. "Dat is mijn neef," zeide Tante: "misschien hebt gij hem hier wel ontmoet voor een jaar of wat."
"Nu, misschien wel," zeide de Abt: "althans ware ik Seerp Van Adeelen, ik zou niet langer meer willen wachten: vooral sedert de hofvlinders rondom u zijn komen vliegen.... Ja! die veroorzaken hem, geloof ik, onrust en kwelling genoeg! maar dat had hij kunnen verwachten, toen gij met hem van wal zijt gestoken." "Wat meent gij, Eerwaarde?" vroeg Madzy, hem eenigszins verwonderd aanziende.
"U vrijlaten! c'est fort, die getrouwde mannen verleeren alle galanterie." "Kapitein Willibald ziet er tegen op u te bekennen, Francis! dat hij eigenlijk niet blijven kan," viel ik in. "Hij vreest zijn kolonel te mankeeren en tegelijk zijne bevordering mis te loopen." "Is 't een inval van Leo?" vroeg Francis, Willibald aanziende met haar snellen, onderzoekenden blik.
Dit antwoord verwekte een luid gelach bij al de omstanders: alleen zij, die het dichtst bij den Fiskaal stonden, en hem niet gaarne tot vijand wilden hebben, stopten de punten hunner mantels in den mond, of hielden er de hand voor om niet uit te bersten. De Fiskaal antwoordde niet, doch, den onbescheiden jongeling met een ontevreden blik aanziende, trad hij eenige stappen terug in 't gedrang.
Aelbert stond stil en keek in de aangewezen richting, maar hij zag niets dan enkele krijgslieden, die in druk gesprek op eenigen afstand liepen. En zijn vriend aanziende, bemerkte hij, dat deze doodsbleek zag en zijn fonkelende oogen steeds op dezelfde plaats gevestigd hield. »Dáár, dáár, zeg, is dat Kees niet, onze hond? O, 't móét hem zijn, 't kan niet anders!
"En ik," zeide Joan, den Ambtman ernstig aanziende, "ben u, Ambtman! kleinen dank verschuldigd, dat gij, dus ongevergd, hartsgeheimen niet alleen hebt uitgelokt, maar zelfs aan den dag hebt gebracht, welke èn de Freule van Sonheuvel èn ik in de eeuwige vergetelheid hadden gewenscht te begraven."
Joan deed eenige stappen om zich te verwijderen; doch bleef vervolgens staan, den Baron aanziende. "Hebt ge mij niet gehoord?" vroeg deze: "marsch! van hier!" "Maar ben ik dan gerechtvaardigd in uwe oogen, vader?" vroeg Joan, op den toon der beleedigde onschuld. "Daarover spreken wij nader," was het antwoord.
Hij vond dat hij nu genoeg over den overledene gepraat had en bracht met tact het gesprek op een ander onderwerp. "Ik hoop nu maar dat u hier zult kunnen gewennen. Dat gaat zeker nog niet best?" "Waarom denkt u dat?" vroeg zij, hem nog niet geheel aanziende, verlegen over hare tranen, die maar niet onder hare oogleden drogen wilden. "Omdat ik mij dat wel begrijpen kan. Is 't niet zoo?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek