Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 november 2025


Contre le sort....!" en den jonker schouderophalende, met een lachje aanziende, dwong zij hem tot een verplichtend antwoord, 't welk echter in een eenvoudig: "Veel eer!" bestond. Had zij dan geen gevoel, geen moederlijk gevoel, die rijke vrouw? Was zij er dan ééne die onbewogen een lijdend kind kon verlaten, om een voorbijgaand genot te smaken?

"Wat is er dan zoo dringends?" vroeg de Bisschop, die reeds in een kwade luim gebracht was door den slechten uitslag van zijn bezoek bij Madzy, en bij wien deze woorden van Reinout weinig geschikt waren een betere stemming te doen ontstaan. "Bisschop van Utrecht!" zeide Reinout, hem met fonkelende oogen aanziende: "wie is het meisje, dat gij daar in de gindsche kamer houdt opgesloten?"

"Dan geloof ik, dat ik hem wel gekend heb," viel Veervlug in: "een mooije jongen, een beetje een fat; maar zijne handen gelijken veel op die zijner zuster." Torteltak moest, of hij wilde of niet, lagchen, en keek beurtelings zijne blanke handen en die van het meisje van Baveno aan. "Ja, gij kent hem," zeide de vrouw, met welgevallen de vrienden aanziende.

"Zijt gij waarlijk Feiko?" zeide de vreemdeling, terwijl hij meteen een kus drukte op de blozende wangen van het kind: "nu, wees dan zonder zorg; en wees verzekerd, dat ik zoo goed rijde als de Cistenser monnik, die eens in uw gezelschap Utrecht verliet." "Wat duivel!" zeide Feiko, den ruiter stijf aanziende: "een Cistenser monnik!.... ja waarlijk!.... zoo mijn oude oogen mij niet bedriegen....?"

Die man verwekte bij haar in gelijke mate ontzag en ergernis. »Dat trof nu al wonderlijk dat ik heden juist getuigenis moest geven van Frits," sprak Willems zijne gade wat aarzelend en onrustig aanziende, toen zij alleen waren. »Hoe zoo! dat kondt gij toch in gemoede doen. Frits is immers een beste, eerlijke jongen?"

»! dát verwondert mij," riep juffrouw Willems met ongeveinsde verbazing, »ik dacht dat...." »Dat wát?" viel hij in, haar vragend aanziende, veeleer met verwondering in den toon dan met gekrenktheid.

»Wij droegen," vervolgde Phanes met eene nieuwe buiging, »den bewusteloozen jongeling in mijn wagen, en brachten hem naar het niet ver meer verwijderde posthuis. Daar sloeg hij de oogen op, en vroeg, mij angstig aanziende, wie ik was en waar hij zich bevond?

"Een oud receptenboek?" herhaalde Willem, den spreker met een nieuwsgierigen blik aanziende. "Ja toch! daar is onze familie raar aan 'ekomen: door dien zelfden Ige Galama, waar jou van sprak." Aandachtig schoof Willem zijn stoel bij, en Gerrit zelf, het hoofd oplichtende, keek den verteller met belangstelling aan.

"Maar," zeide de hansworst, hem met wijdopgespalkte oogen aanziende: "'t is met dat al immers niet waar?" "Om 't even," antwoordde de Bisschop: "wat gaat u dat aan? Is uw geheele leven niet een logen? Liegt gij niet op alle markten en kermissen, dat de steenen er van zweeten?"

"Onze verwondering is wederkeerig, Mijnheer!" zeide ik met een glimlach. "O!" zeide hij, mij zijdelings aanziende, alsof hij op mijn gelaat wilde uitvorschen of ik geloof hechtte aan zijne woorden: "met mij is het een geheel ander geval. Ik heb ... hem vroeger gekend ... en zaken met hem uitstaande gehad."

Woord Van De Dag

kei

Anderen Op Zoek