Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 mei 2025
Zij hadden er nog niet lang gezeten, toen zij de jongens hoorden komen. Zij merkten duidelijk, hoewel zij nog niemand zagen, dat de jongens over de sloot sprongen. Wobbe en zijne knechts bleven, waar zij waren. Hunne afspraak was, de jongens tot midden in den boomgaard te laten komen, en hen dan plotseling van drie kanten tegelijk te bespringen.
Een geweldig kraken van stengels die platgetrapt worden werd nu hoorbaar, en toen verscheen Karel, gevolgd door Bob, aan den rand van het boschje. »Wat zat ik daar heerlijk!» zei Bob op triomfantelijken toon. »Wel driemaal ben jelui vlak langs mij heengegaan, zonder mij te vinden!» »'t Is ook aangenaam, om vol blaren te komen,» zei Tines Wobbe. »Ik gun je de pret.»
De jongens slopen stilletjes naar de boerderij van Wobbe, die een eindje buiten het dorp lag, en sprongen na elkander over de sloot. Zoo kwamen zij in den boomgaard. Maar Wobbe had zich met een paar knechts verdekt opgesteld, want dat appelen stelen begon hem geducht te vervelen. Hij had Flipsen, den veldwachter, wel gewaarschuwd, maar die werd een dagje ouder en maakte er niet veel werk van.
Ze houden zeker weer krijgsraad." "Laat ze maar!" zei Tines Wobbe. "We zullen ze ontvangen, zooals het behoort. Weg met de Duitschers!" "Weg met de Duitschers!" riepen ze allen, en weer zwaaiden ze met hunne hoofddeksels. "En leve de Koningin!" juichte Jan Trom. "Ja, ja, leve de Koningin!" riepen allen. Na een paar minuten werd de krijg hervat.
't Werd een warme geschiedenis voor Jantje, want de handen van den boer waren nog veel harder, dan hij ze zich voorgesteld had. Zoo'n pak slaag had hij nog nooit van zijn leven gehad, en hij vreesde, dat er geen stuk van hem heel zou blijven. Eindelijk liet Wobbe hem los. "En maak nu, dat je wegkomt!" bulderde Wobbe hem toe, "of ik breng je nog bij Nero in het hondenhok.
Bij die woorden wees hij op Jan van der Vliet, en de wijze, waarop hij dat woordje hij uitsprak, deed ons allen pijn. Ik zag, hoe Jans vroolijkheid ineens verdween en dat hij bleek werd van schaamte. Juist wilde ik voor hem in de bres springen, toen Bob van zijne stelten stapte en vlak voor Tines ging staan. »Ja, Tines Wobbe, hij zal ook meêdoen. Ik wil hopen dat je daar niets tegen hebt?»
»Hij heeft me nog niet!» zei Bob met een overmoedig lachje. »En hij zal me niet gemakkelijk krijgen ook. Zeg Dorus, willen wij nu eens om het hardst steltloopen?» »Goed!» zei ik. Wij gingen naar den eersten paal en zouden loopen tot den laatsten. »En dan wij?» vroeg Tines Wobbe aan Karel Holm. »Ja laten we allen twee aan twee gaan, precies als op den wedstrijd.
Daar beleefde Jantje intusschen ook geen prettige oogenblikken, want Wobbe trok hem aan zijne ooren in de hoogte, tot zijn gezicht vlak voor dat van den boer gekomen was. Jantje gierde van de pijn! "Ha zoo, kereltje, wat ben jij licht!" zei de boer met een boozen lach. "Jij bent te dun om appelen te eten, manneke. Hoe heet jij?" "Au, au!" schreeuwde Jantje, die spartelde als een mager varken.
Ik kreeg Tines Wobbe dwars over mijn hoofd en Huib de Leeuw lang uit over mijne beenen, en van Bob was in het geheel niets te zien. Hij lag totaal onder de anderen bedolven. Dirk Langeraar kwam boven op al de anderen terecht, en zat daar als Spinoza op zijn voetstuk, welk standbeeld in den Haag ik gezien had, toen ik eens met Pa in die stad was.
Ik geloof wel, dat hij de vlugste was van ons allen, behalve Tines Wobbe, die ook een echte snelvoeter was. En Karel Holm was de derde van den bond. Als die drie jongens voor de aardigheid eens om het hardst liepen, wist men nooit wie het winnen zou, vóór zij den eindpaal hadden bereikt. Het kleinste ongelukje was voor ieder van hen voldoende, om het te verliezen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek