Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juni 2025
»Ja,» zei Bob, »ik zou zoo graag willen, dat hij den eersten prijs won, al was het alleen maar, om Tines Wobbe te plagen.» »Maar dan win jij niets?» zei ik. »En je loopt het hardst.» »Dat hindert niet. Ik wil Tines nu eens echt boos zien worden.» »Neen Bob, dat weet ik wel beter. 't Is volstrekt niet, omdat je Tines kwaad wilt maken, maar omdat je medelijden met Jan hebt. D
O, wat werd Jan verheugd bij die hartelijke woorden, en wat keek Tines Wobbe leelijk op zijn neus. Wij hadden er groote pret van. »En nu niet meeg vechten, hoog. Komt, jongens, 't is tijd om te loten. Maag eegst mag ik jelui zekeg wel tgakteegen op een glaasje heeglijken appelwijn?»
Bij den bakker bestelde zij een groot getal ijskoeken, die ook wel dikke Pieten werden genoemd, eene lekkernij, waar de jongens verzot op waren, en die de meisjes ook wel lustten. Dik Trom had aan den bakker gezegd, dat hij voor de goede betaling borg stond. Ook gaf Dik de noodige chocolade en suiker, en mocht zij bij Wobbe op zijne rekening zooveel melk bestellen, als zij dacht noodig te hebben.
De jongens, allen op stelten, liepen en sprongen door elkander heen; hun lachen en joelen klonk ver in het rond en de vlaggen wapperden vroolijk. Opeens werd het stil onder den troep, want Tines Wobbe zei op luiden toon, zoodat iedereen het verstaan kon, en met een minachtenden trek op het gelaat: »Moet hij ook meêdoen?»
Gisterenavond heeft hij appelen en peren gestolen in den boomgaard van Wobbe, en dat zal wel niet de eerste keer geweest zijn, denk ik. Die akelige, ellendige stroop zit er zoo vast op, dat mijn heele jas bedorven is. 't Is meer..." "Alleen de mouw maar," zei Dik. "Ik dank je voor de boodschap, Flipsen. Ik zal er mijn zoontje over onderhouden."
»Aan elk einde van de baan staat zeker eene vlag,» zei Bob. »Jongens, wat ben ik nieuwsgierig, wie den prijs zal winnen.» »Jij natuurlijk,» zei Jan. »Ja, of Tines Wobbe,» zei Bob. »Die kan het ook vlug.» »Doet Pieter niet meê?» vroeg ik. »Ja, hij is er al. Pa heeft hem een paar nieuwe stelten cadeau gegeven, waar hij heel blij mede was.
»Klaag?» riep mijnheer Denappel. »Vooguit dan. Eén-twee-dgie!» Ik liep, wat ik loopen kon, en maakte naast Bob lang geen gek figuur, want ik bleef hem kort op de hielen. Tines Wobbe riep mij voortdurend toe: »Houd vol, Dorus! Je wint! Je wint! Houd vol!» Maar het mocht niet baten. Twee keeren achtereen werd ik door Bob verslagen. Ik was dood.
Met een luid hoera werden wij bij onze komst begroet, en dat wij dadelijk begonnen te vertellen, wat wij beleefd hadden, spreekt van zelf. Wat hadden de andere jongens er een pret in. »Zeg Bob, je hadt dien boezelaar en die muts moeten houden,» zei Tines Wobbe, »dan hadden wij er nu nog eens lekker pret mede gemaakt.» »'t Was al mooi genoeg!» zei Karel Holm. »Mina was nu al genoeg geplaagd.»
»Ach,» zei hij, »zie je ginds dien grooten broodwagen wel, daar bij het huis van Wobbe?» »Ja wel,» zei Karel, »maar het grappige daarvan zie ik nog niet in.» »Neen, ik ook niet,» zei ik. »Dat wil ik wel gelooven,» hernam Bob. »Nu moet je straks eens kijken, als de bakker terugkomt.
Toen hij ons echter zoo verbazend hoorde lachen, begon hij lont te ruiken. Hij bleef even staan en keek achter zich om, en toen hij nu bemerkte, dat er niets van waar was, kwam hij weer terug. »Heb jij me dat koopje geleverd, Dorus?» vroeg hij. »Om u te dienen, mijnheer Denappel!» zei ik. »Ben je bang voor den schoenmaker?» vroeg Tines Wobbe. »Wat heb je hem gedaan?»
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek