Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juli 2025
Toch hadden wij ons vergist, want beide keeren had Tines het ongeluk te vallen, terwijl Jan harder scheen te loopen, dan wij ooit van hem gezien hadden. »Numego dgie en vieg!» riep mijnheer Denappel, en nu moest ik tegen Bob draven. »Houd je goed, Dorus!» riepen sommigen mij toe. Vooral Tines Wobbe, die nu ook dood was, scheen Bob de overwinning in het geheel niet te gunnen.
Waarin Bob eene uitnoodiging ontvangt van den Heer Denappel, zijne stelten terug wil hebben en van den regen in den drop komt. De krijgslist van Karel Holm en mij. Bob keerde dus langs den achterweg naar huis terug, wat voor hem slechts een omweg was van ongeveer tien minuten.
Toen hij ons echter zoo verbazend hoorde lachen, begon hij lont te ruiken. Hij bleef even staan en keek achter zich om, en toen hij nu bemerkte, dat er niets van waar was, kwam hij weer terug. »Heb jij me dat koopje geleverd, Dorus?» vroeg hij. »Om u te dienen, mijnheer Denappel!» zei ik. »Ben je bang voor den schoenmaker?» vroeg Tines Wobbe. »Wat heb je hem gedaan?»
Dat de Heer Denappel onmogelijk de r kon uitspreken en er altijd eene g van maakte, hoorden wij al niet eens meer, zooveel hielden wij van hem. Hij brouwde anders wel buitengewoon erg. »Waag zijn je stelten, Bobje?» vroeg hij lachend, want hij mocht Bob graag lijden. »Die heeft de meid van dokter Doreman, mijnheer,» zei Bob. »Zoo? Waagom? Hè-hè-hè-hè! Moet Mina ook stelten leegen loopen?
Bob stond te schudden van het lachen, en ik geloof zelfs op dit oogenblik nog, dat de ondeugd het er om gedaan had. Mijnheer Denappel verloste Tines van het pijnlijke oorbelletje en gaf het Bob terug, daarbij dreigend den vinger tegen hem opstekende. Wij bleven nu nog prettig een paar uren in den tuin spelen, en vertrokken pas toen het al donker begon te worden. Ons luid: Lang zal hij leven!
Hij was ongetrouwd, vroolijk van aard, overal een welkom gast en een man met een echt jongenshart, waarmede ik bedoel, dat hij veel van jongens hield en hun dikwijls een genoegen deed. Deze heer Denappel nu was het, die Bob geroepen had. »Dag mijnheer!» riep Bob, toen hij hem zag. »Zoo, Wild Bobje, kom jij eens hieg!» Bob kwam.
Waarin Bob eerst voor mijnheer Denappel en daarna voor visch speelt. Wij gingen eerst met Karel Holm meê naar zijn huis, om zijne stelten te halen, en begaven ons toen naar het marktplein, dat midden in het dorp gelegen was, en waar wij zeker waren, eenige jongens te vinden om mede te spelen.
Zeg Bob, is het echt waar?» vielen de jongens hem vroolijk in de rede, niet weinig lachende om den toon, waarop hij sprak. Als iemand, die het niet wist, hem gehoord had, zou hij stellig gemeend hebben, dat het de Heer Denappel was, zoo precies bootste Bob hem na. Hij sprak geweldig door den neus en brouwde zoo sterk mogelijk. »'t Is waag, hoog, volkomen waag!» zei Bob op zijn grappigsten toon.
»Wel vgiendjes, wel vgiendjes, wat scheelt eg aan, wat is eg?» vroeg hij ontsteld. En toen jammerde de geheele troep in koor: »We zijn dood! We zijn dood! O, o, we zijn dood!» Wij moesten geweldig lachen om die dwaasheid, en mijnheer Denappel niet het minst.
»Hoera! Hoera! Leve mijnheer Denappel!» klonk het opeens uit aller mond. »Sssssss! stilte!» gebood Bob. »Luisteg, jongens, ik ben nog niet uitgespgoken. De eegste pgijs zal bestaan in een fgaai boek in pgachtband, genaamd Gobinson Cgusoë...» »Hoera! Hoera! Lang zal hij leven!» »Bedaag, vgiendjes, bedaag!» zei Bob met een kalmeerend gebaar van zijne beide handen. »Eg is nog meeg.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek